Ducati 959 Panigale Corse (2019) Manual de Usario
Lee a continuaciรณn ๐ el manual en espaรฑol para Ducati 959 Panigale Corse (2019) (289 pรกginas) en la categorรญa Motor. Esta guรญa fue รบtil para 2 personas y fue valorada con 4.5 estrellas en promedio por 2 usuarios
Pรกgina 1/289

Onderhouds- en gebruiksaanwijzingen

Onderhouds- en gebruiksaanwijzingen Nederlands
1

Deze handleiding is een integraal onderdeel van de ๎จ๎ซ๎บ๎ซ๎ถ๎๎๎๎บ๎ท en moet gedurende de hele levensduur ervan
worden bewaard.
Overhandig deze handleiding in het geval van verkoop aan de nieuwe eigenaar.
Bewaar de handleiding zorgvuldig: vraag onmiddellijk bij een Dealer of een erkende Ducati Garage een
nieuw exemplaar aan als de handleiding beschadigd is geraakt of verloren is gegaan.
De kwaliteit en veiligheid van Ducati worden constant bijgewerkt met aanpassingen en๎จ๎ซ๎บ๎ซ๎ถ๎๎๎๎บ๎ท๎๎ฉ
ontwikkelingen op het gebied van het ontwerp, de uitrusting en de accessoires. Ondanks dat de handleiding
bijgewerkt is tot op het moment dat deze gedrukt wordt, behoudt Ducati Motor Holding S.p.A. zich het recht
voor op ieder moment zonder mededeling vooraf of zonder verplicht te zijn, wijzigingen te kunnen๎๎๎๎ถ๎๎ซ๎
toepassen. Om deze reden kan het zijn dat u verschillen opmerkt als u de afbeeldingen met uw nieuwe
๎จ๎ซ๎บ๎ซ๎ถ๎๎๎๎บ๎ท vergelijkt.
De verveelvoudiging of openbaarmaking, ook gedeeltelijk, van de inhoud van deze uitgave is absoluut
verboden. Alle rechten zijn voorbehouden aan Ducati Motor Holding S.p.A., waaraan een ๎ฒ๎ท๎๎๎ถ๎๎๎๎๎ง๎๎ฅ๎ฆ๎๎ณ
toestemming met verklaring van reden gevraagd moet worden.
Veel rijplezier!
2

Inhoud
Algemene informatie.........................7
Richtlijnen voor de veiligheid...........................7
Waarschuwingssymbolen die in deze
handleiding gebruikt worden .......................... 8
Toegestaan gebruik............................................9
Verplichtingen van de bestuurder .................10
Scholing van de bestuurder............................ 12
Kleding................................................................ 12
"""Best Practices"" voor uw veiligheid" ........ 13
Rijden met volle bepakking............................15
Informatie omtrent de te vervoeren
lading ..................................................................15
Gevaarlijke producten - waarschuwingen.... 16
Identificatienummer ........................18๎๎ซ๎๎ถ๎๎ป๎๎
Identificatienummer motor............................19
Instrumentenpaneel
(Dashboard) ...................................... 20
Instrumentenpaneel ....................................... 20
Acroniemen en die in de๎๎๎ฆ๎ซ๎ถ๎๎๎ฉ๎๎๎ฉ
handleiding zijn gebruikt ............................... 25
Technologisch woordenboek......................... 25
Informatie over de EU-richtlijn 2014/53/
EU ....................................................................... 28
Functietoetsen .................................................. 31
Instelling en weergave parameters...............32
Hoofdfuncties ...................................................41
Rijstijl (RIDING MODE) ...................................47
DTC......................................................................51
EBC..................................................................... 59
DQS .................................................................... 64
ABS..................................................................... 66
Temperatuur koelvloeistof motor ................. 71
Functies menu 1................................................73
๎๎๎ง๎ซ๎จ๎๎บ๎๎ถ๎๎๎ง๎ง๎๎ถ ..................................................74
Dagteller 1..........................................................75
Dagteller 2 .........................................................76
Dagteller brandstofreserve ............................77
Reistijd............................................................... 78
Klok .....................................................................79
Rondetijd........................................................... 80
3

Functies menu 2 .............................................. 84
Buitentemperatuur ......................................... 85
Actueel verbruik............................................... 86
Gemiddeld verbruik......................................... 87
Gemiddelde snelheid ...................................... 89
Secundaire functies.......................................... 91
Aanduiding onderhoud (SERVICE)................93
Indicatie OIL SERVICE nul ............................. 94
Indicatie OIL SERVICE of DESMO
SERVICE ............................................................ 96
Aanduiding storingen ......................................97
Beschrijving weergegeven
foutmeldingen ................................................. 99
Menu ...................................................104๎ท๎๎บ๎๎๎ฉ๎
Aanpassing van de rijstijl (RIDING MODE) 107
Aanpassing van de rijstijl: de
parameters van een Riding Mode opslaan 110
Aanpassing van de rijstijl: instelling
EBC-niveau ...................................................... 112
Aanpassing van de rijstijl: instelling
DTC-niveau ...................................................... 114
Aanpassing rijstijl: activering /
deactivering DQS............................................ 116
Aanpassing van de rijstijl: regeling ABS..... 118
Aanpassing van de rijstijl: regeling motor . 121
Aanpassing van de rijstijl: reset van de
standaardinstellingen.................................... 123
Digitale weergave toerental (RPM) ............125
Accuspanning ..................................................126
DDA ...................................................................128
PIN CODE......................................................... 133
PIN CODE wijzigen ......................................... 137
Klokinstelling ....................................................79
Instelling achtergrondverlichting................ 147
LAP ....................................................................149
Instelling van de meeteenheden................. 157
Controle lampen .............................................166
Immobilizer systeem.......................................171
Sleutels............................................................. 172
Werkingsprincipe............................................ 173
De sleutels laten bijmaken ...........................174
Deblokkering ๎๎ซ๎๎ถ๎๎ป๎๎ met PIN CODE....... 175
Bedieningsorganen ........................179
Plaats van de bedieningsorganen op de
๎จ๎ซ๎บ๎ซ๎ถ๎๎๎๎บ๎ท ........................................................ 179
Contactschakelaar en stuurslot .................. 180
Stuurschakelaar links..................................... 181
De koppelingshendel .....................................182
De stuurschakelaar rechts ............................ 183
4

De gashendel...................................................184
De hendel van de voorrem............................185
Het pedaal van de achterrem.......................186
Het versnellingspedaal..................................187
De stand van het versnellingspedaal en
het achterrempedaal afstellen ................... 188
De belangrijkste elementen en
mechanismen .................................. 191
Plaats van deze elementen op de
๎จ๎ซ๎บ๎ซ๎ถ๎๎๎๎บ๎ท ........................................................ 191
Dop op de ..............................192๎๎ถ๎๎ฉ๎๎ท๎บ๎ซ๎๎๎๎ฉ๎ฆ
Zadelslot ..........................................................193
Zijstandaard.....................................................194
Stuurschokdemper.........................................196
Afstelling voorvork......................................... 197
Achterdemper afstellen ................................199
๎๎๎๎ถ๎ป๎๎ฆ๎ท๎๎ซ๎ซ๎ถ๎ท๎๎๎ถ๎๎๎๎๎ฉ ..................205
Voorzorgsmaatregelen tijdens de
inrijperiode van de .................... 205๎จ๎ซ๎บ๎ซ๎ถ๎๎๎๎บ๎ท
Controleren voor het ....................... 207๎ท๎บ๎๎ถ๎๎๎ฉ
Motor .........................210๎ท๎บ๎๎ถ๎๎๎ฉ๎ค๎ป๎๎บ๎ท๎๎๎๎ฆ๎๎ง๎๎ฉ
De en ermee rijden ......212๎จ๎ซ๎บ๎ซ๎ถ๎๎๎๎บ๎ท ๎ท๎บ๎๎ถ๎๎๎ฉ
Remmen........................................................... 213
ABS-systeem...................................................214
De ................................216๎จ๎ซ๎บ๎ซ๎ถ๎๎๎๎บ๎ท ๎ท๎บ๎๎ง๎๎๎บ๎๎๎ฉ
Parkeren ........................................................... 217
Tanken ..............................................................218
Meegeleverde accessoires ........................... 220
Belangrijkste gebruiks- en
onderhoudswerkzaamheden ........221
Demontage van kuipelementen ..................221
Zijkuipen.......................................................... 222
Vervanging ................................... 224๎ง๎ป๎๎๎บ๎๎๎ง๎บ๎๎ถ
Koelvloeistof controleren en eventueel
bijvullen ........................................................... 225
Rem- en koppelingvloeistof........................ 227
Controle van de slijtage van de
remblokken..................................................... 229
De accu opladen............................................. 230
Behoud van de acculading........................... 235
De spanning van de ๎๎๎ฉ๎๎ถ๎๎ฅ๎๎ฆ๎๎บ๎๎๎ฉ๎
controleren.......................................................237
De smeren...........................240๎๎๎ฉ๎๎ถ๎๎ฅ๎๎ฆ๎๎บ๎๎๎ฉ๎
Vervangen van lampen grootlicht en
dimlicht............................................................ 245
Richtingaanwijzers achter............................ 247
5

De hoogte van de koplamp afstellen......... 248
Het afstellen van de achteruitkijkspiegels 250
Tubeless banden .............................................251
Het peil van de motorolie controleren ......254
Algemene reiniging....................................... 256
De bougies reinigen en vervangen.............258
De een lange tijd niet๎จ๎ซ๎บ๎ซ๎ถ๎๎๎๎บ๎ท
gebruiken ........................................................ 259
Belangrijke waarschuwingen.......................260
Geprogrammeerd
onderhoudsplan............................. 262
Geprogrammeerd onderhoudsplan:
werkzaamheden die door de dealer
verricht moeten worden ............................... 262
Geprogrammeerd onderhoudsplan:
werkzaamheden die door de klant
verricht moeten worden ............................... 267
Technische kenmerken .................268
Gewicht ............................................................ 268
Afmetingen..................................................... 269
Brandstof ........................................................ 270
Motor ............................................................... 272
Distributie ........................................................273
Prestaties ........................................................ 274
Bougies............................................................ 274
Voeding............................................................ 274
Remmen .......................................................... 274
Overbrenging.................................................. 275
Frame............................................................... 276
Wielen.............................................................. 276
Banden ............................................................ 276
Ophangingen.................................................. 276
Uitlaat ...............................................................277
Verkrijgbare kleuren.......................................277
Elektrische installatie ................................... 278
Geheugensteuntje voor
๎ซ๎ฉ๎๎๎ถ๎๎ซ๎ป๎๎ท๎๎๎ป๎ถ๎๎๎ฉ ......................284
Geheugensteuntje voor
๎ซ๎ฉ๎๎๎ถ๎๎ซ๎ป๎๎ท๎๎๎ป๎ถ๎๎๎ฉ ...................................... 284
6

Algemene informatie
Richtlijnen voor de veiligheid
Welkom bij de "Ducatisti" club. U een๎๎๎๎๎
uitstekende keuze gemaakt. Wij denken dat u deze
nieuwe Ducati niet alleen als normaal
vervoermiddel, maar ook voor lange reizen zult
gebruiken. Ducati Motor Holding S.p.A. wenst u dan
ook veel rijplezier toe.
Uw is het resultaat van constant๎จ๎ซ๎บ๎ซ๎ถ๎๎๎๎บ๎ท
onderzoek en de constante ontwikkeling van Ducati
Motor Holding S.p.A.: het is belangrijk dat de
kwaliteit ervan behouden wordt door het
onderhoudsplan nauwgezet in acht te nemen en
door originele reserveonderdelen te gebruiken.
In deze handleiding u alle aanwijzingen voor๎บ๎ถ๎๎๎
klein onderhoud. Het belangrijkste onderhoud is
opgenomen in de Garage Handleiding die ter
beschikking staat van de Erkende Ducati Motor
Holding S.p.A. Garages.
Voor uw belang en uw veiligheid en om de
betrouwbaarheid van het product te waarborgen
raden wij u aan dat u zich wendt tot een Dealer of een
erkende Ducati Garage voor het onderhoud
beschreven in het geprogrammeerde
onderhoudsplan op pag. pag. 262.
Ons uiterst gespecialiseerde personeel beschikt over
alle uitrustingen en apparatuur die nodig zijn voor
๎ณ๎๎ถ๎๎๎๎บ uitgevoerde reparaties en
๎ซ๎ฉ๎๎๎ถ๎๎ซ๎ป๎๎ท๎๎๎ป๎ถ๎๎๎ฉ๎ waarbij uitsluitend gebruik
wordt gemaakt van originele Ducati
reserveonderdelen. Deze reserveonderdelen passen
altijd en staan garant voor een rijdende๎ณ๎๎ถ๎๎๎๎บ
๎จ๎ซ๎บ๎ซ๎ถ๎๎๎๎บ๎ท die lang meegaat.
Alle Ducati zijn voorzien van een๎จ๎ซ๎บ๎ซ๎ถ๎๎๎๎บ๎ท๎๎ฉ
Garantieboekje. De garantie is niet van toepassing
op die in gebruikt๎จ๎ซ๎บ๎ซ๎ถ๎๎๎๎บ๎ท๎๎ฉ ๎ท๎ณ๎ซ๎ถ๎๎๎๎๎ท๎บ๎ถ๎๎ฅ๎๎๎ฉ
worden. U verliest het recht op garantie als u
onderdelen, ook slechts gedeeltelijk, wijzigt of
onklaar maakt. In het geval van verkeerd of
onvoldoende onderhoud of het gebruik van niet
originele of niet door Ducati goedgekeurde
reserveonderdelen kunt u het recht op garantie
verliezen en bovendien kunnen de voorziene
prestaties beperkt worden of verloren gaan.
Uw veiligheid en die van anderen is erg belangrijk.
Motor Holding S.p.A. raadt u daarom aan de
๎จ๎ซ๎บ๎ซ๎ถ๎๎๎๎บ๎ท op een verantwoordelijke wijze te
gebruiken.
7

Lees deze handleiding helemaal door alvorens u van
uw gebruik zult maken en neem de๎จ๎ซ๎บ๎ซ๎ถ๎๎๎๎บ๎ท
richtlijnen erin zorgvuldig in acht. Op deze manier
beschikt u over alle informatie met๎ฉ๎ป๎บ๎๎๎๎
betrekking tot het correcte gebruik en een correct
onderhoud van uw Neem in geval van๎จ๎ซ๎บ๎ซ๎ถ๎๎๎๎บ๎ท๎
twijfel contact op met een Dealer of een Erkende
Ducati Garage.
Waarschuwingssymbolen die in deze
handleiding gebruikt worden
Om de gevaren voor uzelf en voor anderen te
benadrukken zijn in deze handleiding verschillende
vormen van informatie toegepast, zoals:
โ๎น๎๎๎ง๎๎๎๎๎๎๎ท๎๎บ๎๎ฆ๎๎บ๎๎๎ฉ op de motor;
โVeiligheidsmededelingen in combinatie met
een waarschuwingssymbool en de begrippen
LET OP of BELANGRIJK.
Let op
Het niet naleven van deze kan๎๎ซ๎ซ๎ถ๎ท๎๎๎ถ๎๎๎๎๎ฉ
gevaarlijke situaties en ernstig persoonlijk letsel met
mogelijk dodelijk gevolg aan de bestuurder of
andere personen veroorzaken.
Belangrijk
Er bestaat kans op schade aan de ๎จ๎ซ๎บ๎ซ๎ถ๎๎๎๎บ๎ท
en/of de componenten ervan.
Opmerkingen
Meer informatie over de uit te voeren
werkzaamheden.
Alle verwijzingen naar RECHTS of LINKS gaan uit
van de rijrichting van de ๎จ๎ซ๎บ๎ซ๎ถ๎๎๎๎บ๎ท๎
8

Toegestaan gebruik
Deze ๎จ๎ซ๎บ๎ซ๎ถ๎๎๎๎บ๎ท mag uitsluitend op asfalt of op een
regelmatige en vlakke ondergrond worden gebruikt.
Deze mag niet op onverharde wegen of๎จ๎ซ๎บ๎ซ๎ถ๎๎๎๎บ๎ท
๎ซ๎๎๎ถ๎ซ๎๎ worden gebruikt.
Let op
Door kan men de beheersing๎ซ๎๎๎ถ๎ซ๎๎๎พ๎๎๎๎ถ๎ป๎๎ฆ
over de verliezen en kan schade of letsel,๎จ๎ซ๎บ๎ซ๎ถ๎๎๎๎บ๎ท
met mogelijk dodelijke afloop worden veroorzaakt.
Let op
Deze mag niet worden gebruikt๎จ๎ซ๎บ๎ซ๎ถ๎๎๎๎บ๎ท
voor het slepen van een aanhanger of met een
zijspan, aangezien men daardoor de beheersing over
de kan verliezen en ongevallen kunnen๎จ๎ซ๎บ๎ซ๎ถ๎๎๎๎บ๎ท
ontstaan.
Deze de bestuurder en kan een๎จ๎ซ๎บ๎ซ๎ถ๎๎๎๎บ๎ท ๎๎๎ถ๎๎ซ๎๎ถ๎
passagier vervoeren, mits door een Dealer of
Erkende Ducati Garage de meegeleverde kit
gemonteerd wordt.
Let op
Het totale gewicht van het ๎จ๎ซ๎บ๎ซ๎ถ๎๎ซ๎๎ถ๎๎ป๎๎
rijklaar met bestuurder, passagier, bagage en extra
accessoires mag niet meer dan 370kg/816 lb
bedragen.
Belangrijk
Door het gebruik van de onder๎จ๎ซ๎บ๎ซ๎ถ๎๎๎๎บ๎ท
extreme omstandigheden, zoals bijvoorbeeld op erg
๎ฉ๎๎บ๎๎ ๎ท๎บ๎ซ๎๎๎๎๎ en modderige wegen of in droge en
omgevingen, kunnen componenten zoals de
transmissie, de remmen of het ๎ง๎ป๎๎๎บ๎๎๎ง๎บ๎๎ถ sneller dan
gemiddeld verslijten. De motor kan beschadigd
raken als het vuil is. De ๎ง๎ป๎๎๎บ๎๎๎ง๎บ๎๎ถ ๎ซ๎ฉ๎๎๎ถ๎๎ซ๎ป๎๎ท๎๎๎ป๎ถ๎
of de vervanging van onderdelen die meer aan
slijtage onderworpen zijn, kan dus eerder nodig zijn
dan het interval dat in het geprogrammeerde
onderhoudsplan is gegeven.
9

Verplichtingen van de bestuurder
Elke bestuurder dient een rijbewijs te hebben.
Let op
Rijden zonder rijbewijs is illegaal en wordt
volgens de wet Controleer altijd of u uw๎๎๎ท๎บ๎ถ๎๎๎๎
rijbewijs bij u ๎๎๎๎๎ als u de ๎จ๎ซ๎บ๎ซ๎ถ๎๎๎๎บ๎ท gebruikt. Laat
de motor niet gebruiken door onervaren bestuurders
of bestuurders die geen rijbewijs ๎๎๎๎๎บ๎๎๎ฉ๎
Rijd niet als u alcohol en/of verdovende middelen
๎๎๎๎๎ ingenomen.
Let op
Rijden onder invloed van alcohol en/of
verdovende middelen is illegaal en wordt volgens de
wet ๎๎๎ท๎บ๎ถ๎๎๎๎
Neem geen geneesmiddelen in voordat u gaat
rijden, zonder dat u bij uw informatie over๎๎ป๎๎ท๎๎ถ๎๎ท
eventuele bijwerkingen ingewonnen.๎๎๎๎๎
Let op
Bepaalde geneesmiddelen kunnen
slaperigheid of andere uitwerkingen hebben die het
reactievermogen en de beheersing van de
๎จ๎ซ๎บ๎ซ๎ถ๎๎๎๎บ๎ท door de bestuurder verlagen, waardoor
ongevallen kunnen ontstaan.
In bepaalde landen is een verzekering verplicht.
Let op
Verifieer de wetgeving van uw land. Sluit een
verzekering af en bewaar het verzekeringsbewijs
samen met de andere documenten van uw
๎จ๎ซ๎บ๎ซ๎ถ๎๎๎๎บ๎ท๎
In bepaalde landen is het gebruik van een
goedgekeurde helm die de veiligheid van de
bestuurder en/of de passagier beschermt, verplicht.
Let op
Verifieer de wetgeving van uw land, rijden
zonder helm kan worden ๎๎๎ท๎บ๎ถ๎๎๎๎
Let op
Bij een ongeval neemt het risico op ernstig
letsel, met mogelijk dodelijke afloop, aanzienlijk toe
als u zonder helm rijdt.
10

Let op
Verifieer of de helm voldoet aan de
๎๎๎๎ง๎๎๎๎๎๎๎ท๎๎ซ๎ซ๎ถ๎ท๎๎๎ถ๎๎๎๎๎ฉ๎ ๎ณ๎๎ถ๎๎๎๎บ goed zicht biedt,
om uw hoofd past (de juiste maat), en is voorzien van
het etiket met de specifieke goedkeuring die in uw
land toepasselijk is. De verkeerswetgeving ๎๎๎ถ๎๎๎๎ถ๎
per land. Verifieer de die in uw land van๎๎๎บ๎๎๎ฉ
toepassing zijn, alvorens u met de motor gaat rijden
en houd u altijd aan de regels ervan.
11

Scholing van de bestuurder
Vaak zijn ongevallen te wijten aan rijden zonder
ervaring. Het besturen, manoeuvres en remmen zijn
handelingen die van andere afwijken.๎๎ซ๎๎ถ๎๎ป๎๎๎๎ฉ
Let op
Een niet voorbereide bestuurder of een
verkeerd gebruik van het kan verlies over๎๎ซ๎๎ถ๎๎ป๎๎
het stuur, dodelijk letsel of ernstige schade
veroorzaken.
Kleding
De kleding die tijdens het gebruik van de ๎จ๎ซ๎บ๎ซ๎ถ๎๎๎๎บ๎ท
wordt gedragen, is heel belangrijk voor uw veiligheid.
De beschermt de persoon niet in het๎จ๎ซ๎บ๎ซ๎ถ๎๎๎๎บ๎ท
geval van een botsing met een ander ๎๎ซ๎๎ถ๎๎ป๎๎๎
Geschikte kleding bestaat uit: een helm,
oogbescherming, handschoenen, laarzen, een jas
met lange mouwen en een lange broek.
โDe helm moet voldoen aan de eisen beschreven
in pag. 0 . Gebruik een geschikte bril als de
helm geen vizier ๎๎๎๎๎๎ฃ
โDe handschoenen moeten 5 vingers hebben en
moeten van leer of ander wrijvingsbestendig
materiaal zijn gemaakt;
โDe laarzen of schoenen moeten een antislipzool
hebben en moeten de enkels beschermen;
โDe jas en de broek of het beschermende pak
moeten van leer of ander wrijvingsbestendig
materiaal zijn gemaakt en moeten een duidelijk
zichtbare kleur of duidelijk zichtbare delen
hebben.
Belangrijk
Vermijd het gebruik van loshangende kleding
of accessoires die aan de organen van de motor
kunnen vasthaken.
Belangrijk
Voor uw veiligheid dient u deze kleding in de
zomer en in de winter te gebruiken.
Belangrijk
Voor de veiligheid van de passagier dient ook
deze persoon passende kleding te dragen.
12

"""Best Practices"" voor uw
veiligheid"
Voor, tijdens en na het gebruik dient u een aantal
eenvoudige handelingen te verrichten die zeer
belangrijk voor de veiligheid van personen en het
behouden van de van uw zijn.๎๎๎๎๎๎๎๎ฉ๎บ๎๎ ๎จ๎ซ๎บ๎ซ๎ถ๎๎๎๎บ๎ท
Belangrijk
Houd u tijdens de inrijperiode nauwgezet aan
de aanwijzingen in het hoofdstuk "Gebruiksnormen".
Het niet naleven van deze ๎๎ซ๎ซ๎ถ๎ท๎๎๎ถ๎๎๎๎๎ฉ ๎ซ๎ฉ๎บ๎๎๎๎
Ducati Motor Holding S.p.A. van elke vorm van
aansprakelijkheid voor eventuele schade aan de
motor en de levensduur ervan.
Let op
Ga niet met de rijden als u๎จ๎ซ๎บ๎ซ๎ถ๎๎๎๎บ๎ท
onvoldoende ervaring ๎๎๎๎๎ met de bedieningen die
u tijdens het rijden nodig ๎๎๎๎๎๎
Verricht de controles beschreven in deze handleiding
(zie pag. 212) alvorens u de motor ๎ท๎บ๎๎ถ๎๎
Let op
Het niet verrichten van deze controles kan
schade aan het en ernstig letsel aan de๎๎ซ๎๎ถ๎๎ป๎๎
bestuurder en/of de eventuele bijrijder veroorzaken.
Let op
๎ฐ๎บ๎๎ถ๎ de motor in de open lucht of in een
voldoende geventileerde ruimte. de motor๎ฐ๎บ๎๎ถ๎
nooit in een gesloten ruimte.
De uitlaatgassen zijn en kunnen๎๎๎๎๎๎
bewusteloosheid of binnen zeer tijd zelfs een๎ฆ๎ซ๎ถ๎๎
dodelijke afloop tot gevolg hebben.
Neem tijdens het rijden een correcte houding aan.
Verzeker u ervan dat ook de passagier een correcte
houding aanneemt.
Belangrijk
De bestuurder dient ALTIJD de beide handen
op het stuur te houden.
Belangrijk
De bestuurder en de passagier dienen hun
voeten tijdens het rijden altijd op de voetsteunen te
๎๎๎บ๎๎๎ฉ๎
Belangrijk
De passagier moet de riem op het
passagierszadel altijd met beide handen
vasthouden.
13

Belangrijk
Let goed op bij het benaderen van kruisingen,
๎ป๎๎บ๎ถ๎๎บ๎๎๎ฉ of parkeerplaatsen en op de oprit van de
snelweg.
Belangrijk
Zorg ervoor dat u goed zichtbaar bent als u in
de "dode hoek" van voor u rijdt.๎๎ซ๎๎ถ๎๎ป๎๎๎๎ฉ
Belangrijk
Geef ALTIJD en tijdig met behulp van de
richtingaanwijzers aan dat u afslaat of dat u van
rijstrook verwisselt.
Belangrijk
Parkeer de met de zijstandaard op๎จ๎ซ๎บ๎ซ๎ถ๎๎๎๎บ๎ท
dergelijke wijze dat er niet tegen kan worden
gestoten. Parkeer de nooit op een๎จ๎ซ๎บ๎ซ๎ถ๎๎๎๎บ๎ท
onregelmatige of zachte ondergrond aangezien
deze daardoor om zou kunnen vallen.
Belangrijk
Controleer regelmatig of er geen barsten of
sneden in de banden vooral aan de zijkanten,๎๎๎บ๎๎๎ฉ๎
en of er geen verdikkingen of grote slijtageplekken
te zien zijn, hetgeen wijst op schade aan de
binnenkant van de band. Vervang de banden als
deze duidelijke tekens van schade ๎๎๎ถ๎๎ซ๎ฉ๎๎ฉ๎
Verwijder steentjes of ander vuil dat in de groeven
van de band is blijven ๎๎๎บ๎๎๎ฉ๎
Let op
De motor, de uitlaat en de uitlaatdempers
kunnen erg warm worden, ook als u de motor
uitgeschakeld ๎๎๎๎๎๎ Raak de delen dus niet aan met
uw lichaam, pas goed op en parkeer het ๎๎ซ๎๎ถ๎๎ป๎๎ niet
in de van ontvlambare materialen (met๎๎ป๎ป๎ถ๎
inbegrip van hout, bladeren, enz.).
Dek de zolang de motor en het๎จ๎ซ๎บ๎ซ๎ถ๎๎๎๎บ๎ท๎
uitlaatsysteem nog heet zijn, niet af met het zeil om
beschadiging ervan te voorkomen.
Let op
Haal altijd de sleutel uit het contactslot als u de
๎จ๎ซ๎บ๎ซ๎ถ๎๎๎๎บ๎ท onbewaakt achterlaat. Bewaar de sleutel
buiten bereik van personen die de niet๎จ๎ซ๎บ๎ซ๎ถ๎๎๎๎บ๎ท
mogen gebruiken.
14

Rijden met volle bepakking
Dit is ontworpen voor het veilig๎จ๎ซ๎บ๎ซ๎ถ๎๎ซ๎๎ถ๎๎ป๎๎
afleggen van lange afstanden met volle bepakking.
Het goed verdelen van het gewicht van de lading op
het ๎๎ซ๎๎ถ๎๎ป๎๎ is uiterst belangrijk om de veiligheid van
de te behouden en niet in moeilijkheden๎จ๎ซ๎บ๎ซ๎ถ๎๎๎๎บ๎ท
te komen bij plotselinge stuurbewegingen of op
slecht wegdek.
Let op
Overschrijd het maximaal toegestane
totaalgewicht van de niet en houd๎จ๎ซ๎บ๎ซ๎ถ๎๎๎๎บ๎ท
rekening met de hierna gegeven informatie over de
te vervoeren lading.
Informatie omtrent de te vervoeren
lading
Belangrijk
De zwaarste bagage of accessoires dienen zo
laag mogelijk en zo veel mogelijk in het midden van
het te worden vastgemaakt.๎๎ซ๎๎ถ๎๎ป๎๎
Belangrijk
Maak geen zware of grote voorwerpen vast aan
het stuur of het voorste spatbord, omdat dit de
๎จ๎ซ๎บ๎ซ๎ถ๎๎๎๎บ๎ท gevaarlijk uit evenwicht brengt.
Belangrijk
Bevestig de bagage aan de structuur van de
๎จ๎ซ๎บ๎ซ๎ถ๎๎๎๎บ๎ท๎ Onvoldoende bevestigde bagage kan de
๎จ๎ซ๎บ๎ซ๎ถ๎๎๎๎บ๎ท uit balans brengen.
Belangrijk
Steek geen lading tussen de frameconstructie,
aangezien deze verstrikt kan raken in bewegende
delen van de ๎จ๎ซ๎บ๎ซ๎ถ๎๎๎๎บ๎ท๎
Let op
Controleer of de bandenspanning
overeenstemt met de ๎๎ซ๎ซ๎ถ๎ท๎๎๎ถ๎๎๎๎๎ฉ en controleer of
de banden in goede staat verkeren.
Zie paragraaf "Banden" in het gedeelte "Technische
specificaties".
15

Gevaarlijke producten -
waarschuwingen
Gebruikte motorolie
Let op
Gebruikte motorolie kan huidkanker
veroorzaken als de olie vaak en langdurig met de
huid in aanraking komt. We raden aan om de handen
zo spoedig mogelijk na de hantering met water en
zeep te wassen, als men dagelijks met gebruikte
motorolie in aanraking komt. Houd gebruikte
motorolie buiten het bereik van kinderen.
Remstof
Maak de remmen niet schoon met perslucht of
droge borstels.
Remvloeistof
Let op
De kunststof, rubberen of gelakte onderdelen
van de kunnen schade oplopen als demotorfiets
vloeistof erop terechtkomt. Bedek deze onderdelen,
elke keer dat u werkzaamheden verricht, met een
schone lap, alvorens u het systeem onderhoudt.
Houd gebruikte motorolie buiten het bereik van
kinderen.
Let op
De vloeistof van het remcircuit is bijtend. Was
bij aanraking met de remvloeistof de ogen en de
huid grondig met stromend water.
Koelvloeistof
De koelvloeistof van de motor bevat ethyleenglycol.
Onder bepaalde omstandigheden is deze stof
brandbaar en is de vlam ervan niet zichtbaar. Als
ethyleenglycol vlam vat, is de vlam niet zichtbaar,
maar kan desondanks ernstige brandwonden
veroorzaken.
Let op
Giet geen koelvloeistof over de uitlaat of delen
van de motor.
16

Deze delen kunnen dusdanig warm zijn dat ze de
vloeistof kunnen ontsteken. De vloeistof brandt
zonder zichtbare vlammen. Koelvloeistof
(ethyleenglycol) kan huidirritatie veroorzaken en is
๎๎๎๎๎๎ bij inname. Houd gebruikte motorolie buiten
het bereik van kinderen. Draai de dop van de radiator
niet los zolang de motor warm is. De koelvloeistof
staat onder druk en kan brandwonden veroorzaken.
Houd uw handen en kleding buiten bereik van de
koelventilator aangezien deze automatisch wordt
๎ซ๎ณ๎๎๎ท๎บ๎๎ถ๎๎
Accu
Let op
De accu explosieve gassen af. Houd๎๎๎๎๎
vonken, open vuur en op een afstand.๎ท๎๎๎๎ถ๎๎บ๎๎๎ฉ
Controleer tijdens het opladen van de accu of de
ruimte voldoende geventileerd wordt en of de
omgevingstemperatuur lager is dan 40ยฐ C (104ยฐ F).
Probeer de accu niet te openen: de accu met๎๎ซ๎๎๎
zuur of andere te worden gevuld.๎๎ง๎ซ๎๎๎ท๎บ๎ซ๎๎๎๎ฉ
17

Identificatienummer voertuig
Opmerkingen
Deze nummers geven het model van de
motorfiets aan en dienen te worden vermeld bij het
bestellen van reserveonderdelen.
We raden u aan het framenummer van uw
motorfiets in de onderstaande ruimte te noteren.
Framenr.
Fig 1
18

Identificatienummer motor
Opmerkingen
Deze nummers geven het model van de
๎๎๎๎๎๎๎๎๎๎ aan en dienen te worden vermeld bij het
bestellen van reserveonderdelen.
Het identificatienummer van de motor is
aangebracht aan de voorkant van de ๎๎๎๎๎๎๎๎๎๎๎ aan
de onderkant van de horizontale kopcilinder in de
๎๎๎๎๎ ๎๎๎๎๎๎๎๎๎๎ van de en de deksel van de
wisselstroomdynamo.
We raden u aan om het nummer van de motor van uw
๎๎๎๎๎๎๎๎๎๎ in de onderstaande ruimte te noteren.
Motornr.
Fig 2
19

Instrumentenpaneel
(Dashboard)
Instrumentenpaneel
1) Display.
2) LAMPJE VRIJLOOP N (GROEN).
Gaat branden als de versnelling in zijn vrij staat.
3) LAMPJE GROOTLICHT (BLAUW).
Gaat branden als het grootlicht of de flash is
ingeschakeld.
4) LAMPJE MOTOROLIEDRUK (ROOD).
Gaat branden om u ervoor te waarschuwen dat er
onvoldoende motoroliedruk is. Het lampje moet
gaan branden bij "Key-on", maar moet enkele
seconden na het ๎๎๎๎๎๎๎ van de motor uitgaan. Soms
kan dit lampje even gaan branden als de motor erg
heet is geworden. Het lampje moet echter uitgaan
zodra het toerental toeneemt.
Belangrijk
Gebruik de niet als het lampje๎๎๎๎๎๎๎๎๎๎
MOTOROLIE branden. Hiermee kunt u de๎๎๎๎๎๎
motor beschadigen.
5) LAMPJE BRANDSTOFRESERVE
(AMBERGEEL).
Gaat branden als de tank in
brandstofreservetoestand is (zie hoofdstuk
โTankenโ)
6) LAMPJE RICHTINGAANWIJZERS (GROEN).
Het lampje gaat branden en als de๎๎๎๎๎๎๎๎
richtingaanwijzer is ingeschakeld. De
richtingaanwijzers knipperen als de๎๎๎๎๎๎๎๎๎๎๎๎๎๎
functie "Hazard" (4 pijltjes) is geactiveerd.
Als het lampje rechts of links "snel" dan๎๎๎๎๎๎๎๎๎
๎๎๎๎๎๎๎๎ minstens รฉรฉn van de richtingaanwijzers een
storing/failure.
7) LAMPJE "DIAGNOSE MOTOR/VOERTUIG -
EOBD" (AMBERGEEL).
Gaat branden bij storingen van de "motor"; in enkele
gevallen wordt de motor geblokkeerd.
8) ALGEMENE LAMPJES (ROOD).
de lampjes (8a) gaan branden als het toerental de
eerste drempel voor de benadering van de begrenzer
bereikt.
20

9) ABS-LAMPJE (AMBERGEEL).
Gaan branden om aan te geven dat het ABS is uitgeschakeld of niet werkt.
Motor aan/snelheid lager of aan 5 km/h (3 mph)gel๎k
Lampje uit Lampje knipperend Lampje brandt
- ABS geactiveerd maar nog๎๎๎๎๎๎๎๎๎๎๎๎
niet
ABS uitgeschakeld
Motor aan/snelheid hoger dan 5 km/h (3 mph)
Lampje uit Lampje knipperend Lampje brandt
ABS ingeschakeld en werโ
kend
ABS ingeschakeld maar werkt nog niet weโ
gens een probleem
ABS uitgeschakeld
21

10) DTC-INTERVENTIE (AMBERGEEL).
DTC
Niet ingeschakeld Lampje OFF
Vervroegde onderโ
breking
Lampje ON brandt
Onderbreking injectie Lampje ON brandt
11) OVER REV/BELETTEN IMMOBILIZER/ANTI-
DIEFSTALBEVEILIGING (ROOD)
Over rev
Niet ingeschakeld Lampje OFF
Eerste drempel (N
TPM voor de begrenโ
zer)
Lampje ON brandt
Begrenzer Lampje ON knippert
Opmerkingen
Telkens als de Motorregeleenheid wordt
gekalibreerd, kan een andere instelling van de
drempels voor de begrenzer en de begrenzer zelf
worden ingesteld.
Immobilizer
Voertuig in key-ON Lampje OFF
Voertuig knippert in key-OFF Lampje ON
Voertuig meer dan 12
uur lang in key-OFF
Lampje OFF
12) LAMPJE ALGEMENE STORING (AMBERGEEL).
Gaat branden in het geval van storingen in het
"voertuig", actieve storingen die afkomstig zijn van
andere regeleenheden dan de motorregeleenheid.
22

13) DTC-LAMPJE (AMBERGEEL).
Het lampje de activering of deactivering van het DTC-systeem aan.geeft
Snelheid lager dan 5 Km/h (3 mph)
Lampje uit Lampje knipperend Lampje brandt
DTC ingeschakeld en werkend DTC ingeschakeld maar werkt nog
niet omdat het geรฏnitialiseerd
wordt of omdat de prestaties beโ
perkt z๎n
DTC uitgeschakeld en/of functioโ
neert niet wegens een storing in de
BBS-regeleenheid
Snelheid hoger dan 5 Km/h (3 mph)
Lampje uit Lampje knipperend Lampje brandt
DTC ingeschakeld en werkend DTC ingeschakeld maar met een
storing in het systeem dat voor de
beperkte prestaties zorgt
DTC uitgeschakeld en/of functioโ
neert niet wegens een storing in de
BBS-regeleenheid
Belangrijk
Indien op het display de tekst โTRANSPORT
MODEโ verschijnt, dient u zich direct te wenden tot
uw Ducati Dealer die deze direct zal verwijderen,
teneinde de volledige functionering van de motor te
garanderen.
23

1
4 38a 13 5 62 12 8a 11 10976
Fig 3
24

Acroniemen en die in deafkortingen
handleiding zijn gebruikt
ABS
Antilock Braking System
BBS
Black Box System
CAN
Controller Area Network
DDA
DUCATI Data Acquisition
DSB
Dashboard
DTC
DUCATI Traction Control
DQS
DUCATI Quick ๎๎๎๎๎
EBC
DUCATI Engine Brake Control
ECU
Engine Control Unit
E-Lock
Electronic Main Switch Set
GPS
Global Positioning System
Technologisch woordenboek
Engine Brake Control (EBC)
Het systeem dat het afremmen op de motor (EBC)
regelt, werkt samen met de antislipkoppeling en
zorgt ervoor dat het achterwiel tijdens het snel
terugschakelen niet geblokkeerd raakt.
Het systeem een signaal naar de๎๎๎๎๎๎
motorregeleenheid als het opmerkt dat het
achterwiel slipt. De motorregeleenheid laat
vervolgens het toerental iets toenemen tot het
achterwiel dezelfde snelheid als de rest van het
๎๎๎๎๎๎๎๎ ๎๎๎๎๎๎
De EBC, voorzien van drie niveaus, is in de drie Riding
Modes (rijstijlen) geรฏntegreerd.
Riding Mode
De bestuurder van de 959 Panigale kan uit 3
verschillende ingestelde configuraties (Riding
Modes) de configuratie kiezen die het beste bij zijn
rijstijl of het wegdek past. De Riding Modes maken
het mogelijk om onmiddellijk het vermogen van de
motor (Power Mode) en de interventieniveaus van
het ABS, de DTC, de DQS en de EBC te wijzigen.
De drie configuraties in het geval van de 959
Panigale zijn: Race, ๎๎๎๎๎ en Wet. De bestuurder kan
25

de instellingen van elke Riding Mode aan zijn
wensen aanpassen.
Power Mode
De Power Modes zijn verschillende mappings van de
motor die de bestuurder kan kiezen om het
vermogen en de ervan zoveel mogelijk aan๎๎๎๎๎๎๎
zijn rijstijl en het wegdek aan te passen.
In het geval van de 959 Panigale is elke Riding Mode
met een Power Mode gecombineerd:
โHIGH;
โMED;
โLOW.
Ride by Wire (RbW)
Het Ride by Wire systeem is een elektronisch
systeem dat het openen en sluiten van de kleppen
๎๎ซ๎ฉ๎บ๎ถ๎ซ๎ง๎๎๎ถ๎๎ De ECU van de motor kan de ๎๎๎๎๎๎๎ van
het vermogen regelen door de openingshoek van de
kleppen te wijzigen, aangezien een mechanische
verbinding tussen de gashendel en het gasklephuis
ontbreekt.
Ride by Wire maakt verschillende vermogens en
๎๎๎๎๎๎๎๎ฉ aan de hand van de gekozen Riding Mode
(Power Modes) mogelijk, maar maakt het ook
mogelijk om exact het afremmen op de motor (EBC)
en het slippen van het achterwiel (DTC) te
controleren.
DUCATI Traction Control (DTC)
Het Ducati Traction Control (DTC) systeem
๎๎ซ๎ฉ๎บ๎ถ๎ซ๎ง๎๎๎ถ๎ het slippen van het achterwiel en
๎๎ป๎ฉ๎๎บ๎๎ซ๎ฉ๎๎๎ถ๎ aan de hand van acht verschillende
interventieniveaus die op dusdanige wijze
geprogrammeerd zijn dat elk een andere
tolerantiewaarde voor het slippen van het achterwiel
biedt. Voor iedere Riding Mode is een
interventieniveau geprogrammeerd.
Niveau acht zorgt ervoor dat het systeem ingrijpt
zodra het wiel een beetje slipt, terwijl niveau รฉรฉn,
speciaal bestemd voor zeer ervaren bestuurders, een
grotere tolerantie en dus minder snel het๎๎๎๎๎
systeem laat ingrijpen.
Anti-lock Braking System (ABS) 9M
De ABS 9M op de 959 Panigale is een zeer modern
systeem met twee kanalen dat voor een integrale
afremming en een controle van het ๎ซ๎ณ๎๎๎๎๎๎ฉ van het
achterwiel zorgt. Op deze manier wordt niet alleen
de remafstand, maar tevens een grotere๎ฆ๎ซ๎ถ๎๎ท๎บ๎
stabiliteit tijdens het afremmen gewaarborgd.
26

De ABS 9M, speciaal ontwikkeld voor ๎ท๎ณ๎ซ๎ถ๎๎๎๎
gebruik, biedt 3 interventieniveaus die elk met een
Riding Mode geassocieerd zijn. In het geval van de
rijstijl RACE grijpt het systeem uitsluitend op de
remschijven aan de voorkant in, waardoor betere
prestaties op het racecircuit geboden worden.
DUCATI Quick (DQS)๎ฐ๎๎๎๎
Ducati Quick ๎ฐ๎๎๎๎ (DQS) is een elektronisch systeem
dat de versnelling en dat tijdens๎๎ซ๎ฉ๎บ๎ถ๎ซ๎ง๎๎๎ถ๎
wedstrijden gebruikt wordt. Dit systeem maakt het
mogelijk om zonder het gebruik van de koppeling
door te schakelen en het gas open te houden: op
deze manier ๎๎๎ท๎ณ๎๎๎ถ๎ u kostbare seconden en zal de
rondetijd aanzienlijk worden.๎ฆ๎ซ๎ถ๎๎๎ถ
Ducati Data Analyzer+ (DDA+)
De DDA+ is de nieuwste generatie Ducati Data
Analyzer met een GPS signaal voor een ๎ก๎๎๎ถ๎๎ป๎๎ง๎
finish". Het systeem automatisch zonder๎๎๎บ๎๎๎บ๎๎๎ถ๎
de ingreep van de bestuurder de afloop van de ronde
en onderbreekt de tijdmeting. De integratie met het
GPS-signaal maakt het mogelijk om de afgelegde
routes op de van het racecircuit en de๎ฆ๎๎๎ถ๎
voornaamste parameters van het weer te๎๎ซ๎๎ถ๎๎ป๎๎
geven: stand gashendel, snelheid, toerental van de
motor, gekozen versnelling, temperatuur van de
motor, DTC-interventie.
27

Informatie over de EU-richtlijn
2014/53/EU
Vereenvoudigde EU-conformiteitsverklaring
Uw is voorzien van diverse draadloze apparatuur. De fabrikanten van deze draadloze apparatuur๎๎ซ๎๎ถ๎๎ป๎๎
verklaren dat deze, daar waar dit door de wet voorschreven wordt, overeenstemmen met de richtlijn
2014/53/EU.
De volledige tekst van de EU-verklaring van overeenstemming is beschikbaar op het volgende webadres:
๎๎๎ถ๎๎๎๎๎๎๎บ๎๎ซ๎ฉ๎ท๎๎๎ป๎๎๎บ๎๎๎๎ซ๎จ
Adressen van de fabrikanten
In overeenstemming met de ๎๎ซ๎ซ๎ถ๎ท๎๎๎ถ๎๎๎๎๎ฉ van de richtlijn 2014/53/EU moeten alle betrokken componenten
voorzien zijn van het adres van de fabrikant. Van de componenten waar wegens hun afmeting of aard geen
sticker op kan worden aangebracht, worden hieronder de adressen van de respectievelijke fabrikanten
gegeven, zoals door de wet wordt voorgeschreven:
In het geรฏnstalโvoertuig
leerde draadloze apparaโ
tuur
Adressen van de fabrikanten
Bluetooth / DSB COBO S.p.a. Via Tito Speri, 10 25024 - Leno (BS) Italiรซ
Handsfree ZADI S.p.a. Via Carl Marx, 138 41012 - Carpi (MO) Italiรซ
Handsfree ASHAI DENSO 6-2-1 Somejidai, Hamakita-ku, Hamamatsu, Shizuoka 434-0046
Japan
D|air ยฎDainese S.p.a. Via ๎๎๎ง๎ง๎๎๎ถ๎๎๎๎๎๎ฉ๎๎บ๎ซ๎ 35 36060 - Molvena (VI) Italiรซ
28

E-Lock ZADI S.p.a. Via Carl Marx, 138 41012 - Carpi (MO) Italiรซ
GPS PROSA S.r.l. Via 3/d 30175 - Venezia Marghera (VE) Italiรซ๎๎๎ง๎ง๎๎๎ง๎๎บ๎๎ถ๎๎๎๎บ๎๎
DSB MAE Via Presolana 31/33 24030 Medolago โ Bergamo - Italiรซ
DSB EGICON Via Posta Vecchia, 36, Mirandola (MO) - Italiรซ
TPMS LDL Technology S.A.S. Parc Technologique du Canal, 3 rue 31520 Raโ๎๎๎ซ๎บ๎๎ซ
monville - ๎๎ถ๎๎ฉ๎ฆ๎ถ๎ค๎ฆ
TPMS PACIFIC Industrial Co., Ltd. 1300-1 Yokoi, Godo-cho, Anpachi-gun, Gifu
503-2397, JAPAN
Alarmsysteem PATROLLINE Via Cesare Cantรน, 15/C Albavilla (CO) - Italiรซ
29

Radioapparaโ
tuur
Frequentieband Max. transmissievermogen
Bluetooth 2402 MHz รท 2480 MHz 4,4mW
Handsfree-
unit
134,2 KHz (AD)
134,5 KHz (Zadi) (129,6 โ 135 kHz)
73dB V/m (10m)ฮผ
< 66 dB A/m (10m)ยต
Handsfree-
sleutel
868,35 MHz (Zadi) (868 โ 868,5 MHz)
434 MHz (AD
< 25mW e.r.p.
-20dBm (3m)
D|airยฎ868 MHz
2,4 GHz
+10dB
+3dB
E-Lock 134,5 KHz (129,6 โ 135 kHz) < 66 dB A/m (10m)ยต
GPS 1575,4 MHz
DSB 134,2 KHz
120 KHz โ 140 KHz
178,5dB A/mฮผ
<66dB A/m (10m)ฮผ
TPMS 868,35 MHz (LDL)
433,05 รท 434,79MHz (Pacific)
-7dBm +/-4dB
100dB V/mฮผ
Alarmsysโ
teem
433,92MHz (ยฑ75Khz) <0,6mA
30

Functietoetsen
1) KNOP COMMANDO UP " "
Knop voor het weergeven en instellen van de
parameters van het instrumentenpaneel met
stand" ".
2) KNOP COMMANDO DOWN " "
Knop voor het weergeven en instellen van de
parameters van het instrumentenpaneel met
stand" ".
3) KNOP KNIPPEREN GROOT LICHT FLASH
De knop die wordt gebruikt voor het
grootlichtsignaal kan ook worden gebruikt voor de
LAP-functies.
4) KNOP DEACTIVERING RICHTINGAANWIJZERS
De knop die normaal gesproken gebruikt wordt voor
het deactiveren van de richtingaanwijzers kan tevens
worden gebruikt voor de functie BEVESTIGING
MENU, selectie van de rijstijl. De functie HAZARD (4
pijltjes) wordt geactiveerd als u deze knop 3
seconden links indrukt.
3
3
2
4
1
Fig 4
31

Instelling en weergave parameters
Bij het zal het instrumentenpaneel:๎ซ๎ณ๎ท๎บ๎๎ถ๎๎๎ฉ
โde achtergrondverlichting van het display
inschakelen;
โtijdelijk alle segmenten van het display laten
oplichten;
โprogressief de bargraph in- en๎จ๎ซ๎บ๎ซ๎ถ๎๎ซ๎๎ถ๎๎ฉ๎บ๎๎ง
uitschakelen;
โprogressief de mogelijke snelheden van
minimum tot maximum en omgekeerd
weergeven;
โde ledlampjes in drie stappen inschakelen;
dit alles is onderdeel van de "initiรซle check".
Aan het eind van deze "initiรซle check" toont het
instrumentenpaneel het hoofdscherm dat
"standaardscherm" wordt genoemd.
Fig 5
32

Als het voertuig tijdens de initiรซle check de snelheid
van 10 km/h โ 6 mph (reรซle snelheid) overschrijdt,
onderbreekt het instrumentenpaneel:
โde controle van het display en wordt het
standaardscherm met de bijgewerkte
informatie weergegeven;
โde controle van de lampjes en laat uitsluitend
die lampjes branden die op het moment
daadwerkelijk geactiveerd zijn.
Opmerkingen
De voeding van het wordt nietvoertuig
onmiddellijk, maar pas na 70 seconden
gedeactiveerd als u de sleutel op OFF draait.
33

Het hoofdscherm toont de volgende informatie:
1) bargraph.๎ก๎ซ๎บ๎ซ๎ถ๎๎ซ๎๎ถ๎๎ฉ๎บ๎๎ง
2) Snelheid ๎๎ซ๎๎ถ๎๎ป๎๎๎
3) Ingeschakelde versnelling.
4) MENU 1 ๎ฒ๎๎๎ง๎ซ๎จ๎๎บ๎๎ถ๎๎๎ง๎ง๎๎ถ๎ Dagteller 1, Dagteller
2, Dagteller brandstofreserve, Reistijd, Klok,
Rondetijd - uitsluitend indien geactiveerd).
5) MENU 2 (Buitentemperatuur, Actueel
verbruik, Gemiddeld verbruik, Gemiddelde
snelheid, Reistijd).
6) Temperatuur koelvloeistof motor.
7) Ingestelde rijstijl (Riding Mode).
8) Aanduiding actief DTC-niveau of aanduiding
DTC gedeactiveerd.
9) Aanduiding actief EBC-niveau of aanduiding
EBC gedeactiveerd.
10) Aanduiding actief ABS-niveau of aanduiding
ABS gedeactiveerd.
11) Indicatie DQS actief of indicatie DQS
gedeactiveerd.
12) Aanduiding DDA actief.
13) Indicatie GPS ontvangst (uitsluitend indien
aanwezig).
14) Indicatie LAP actief (indien aanwezig).
15) Aanduiding SERVICE (indien geactiveerd).
34

8
9
56
3
15
2
10
12
11
14
1
4
713
Fig 6
35

Druk op de knop (1) om de informatie van MENU 1
weer te geven.
De volgende informatie wordt achtereenvolgens
weergegeven:
โ๎๎๎ง๎ซ๎จ๎๎บ๎๎ถ๎๎๎ง๎ง๎๎ถ (TOT);
โTRIP A;
โTRIP B;
โTRIP FUEL (als de functie geactiveerd is);
โReistijd (TRIP TIME).
โKlok;
โRondetijd (als de LAP functie geactiveerd is).
1
Fig 7
36

Druk op de knop (2) om de informatie van MENU 2
weer te geven.
De volgende informatie wordt achtereenvolgens
weergegeven:
โ๎ ๎ป๎๎๎บ๎๎๎จ๎ณ๎๎ถ๎๎บ๎ป๎ป๎ถ๎ฃ
โActueel verbruik (CONS.);
โGemiddeld verbruik (CONS. AVG);
โGemiddelde snelheid (SPEED AVG);
2
Fig 8
37

Zodra u het (Key-ON) wordt in๎จ๎ซ๎บ๎ซ๎ถ๎๎ซ๎๎ถ๎๎ป๎๎ ๎ท๎บ๎๎ถ๎
MENU 1 en MENU 2 de informatie van de vorige
Key-OFF weergegeven.
Opmerkingen
Bij Key-ON voor MENU 1 wordt 10 seconden
lang de ingestelde parameter weergegeven
๎ฒ๎๎๎ง๎ซ๎จ๎๎บ๎๎ถ๎๎๎ง๎ง๎๎ถ - TOT). Vervolgens wordt de
parameter van de laatste Key-OFF getoond.
Opmerkingen
Mocht het plotseling uitgeschakeld๎๎ซ๎๎ถ๎๎ป๎๎
worden (plotselinge onderbreking van de voeding),
dan zal het instrumentenpaneel bij de volgende Key-
ON de default instellingen tonen, en met name:
- voor MENU 1 - ๎๎๎ง๎ซ๎จ๎๎บ๎๎ถ๎๎๎ง๎ง๎๎ถ (TOT);
- voor MENU 2 - ๎ ๎ป๎๎๎บ๎๎๎จ๎ณ๎๎ถ๎๎บ๎ป๎ป๎ถ๎
Houd de knop (2) 3 seconden lang ingedrukt als het
standaardscherm weergegeven wordt en de reรซle
snelheid van het ๎๎ซ๎๎ถ๎๎ป๎๎ <= (kleiner of gelijk aan) 20
km/h (12 mph) is. Nu wordt het MENU ๎ฐ๎๎บ๎๎๎ฉ๎
geopend en kunt u de functies instellen.
2
Fig 9
38

Belangrijk
U kunt het MENU SETTING enkel openen als
de reรซle snelheid van het <= (kleiner ofvoertuig
gelijk aan) 20 km/h (12 mph) is. Het
instrumentenpaneel zal automatisch het menu
afsluiten en het standaardscherm weergeven als het
MENU SETTING is geopend en de reรซle snelheid van
het de limiet van 20 km/h (12 mph)voertuig
overschrijdt.
39

Als tijdens de Key-ON en aan het einde van de
initiรซle check de sleutel niet herkend wordt:
โzal het instrumentenpaneel de initiรซle check
verrichten als de PINCODE niet is geactiveerd,
het standaardscherm weergeven, de fout E-
LOCK activeren, het lampje Algemene storing
activeren en de toegang tot het MENU
SETTING, met uitzondering van de pagina
Fouten (ERR), verhinderen;
โals de functie PINCODE geactiveerd is, zal het
instrumentenpaneel de pagina van de functie
PINCODE weergeven zodat u de
deblokkeringscode kunt invoeren. Fig 10
40

Hoofdfuncties
Op het Standaardscherm worden de volgende
functies weergegeven:
โToerental TPM
โSnelheid ๎๎ซ๎๎ถ๎๎ป๎๎
โVersnelling
โRijstijl (Riding Mode)
โDTC
โEBC
โDQS
โABS
โTemperatuur koelvloeistof motor
โin MENU 1 worden de volgende functies
weergegeven:
- ๎๎๎ง๎ซ๎จ๎๎บ๎๎ถ๎๎๎ง๎ง๎๎ถ (TOT)
- Dagteller 1 (TRIP A)
- Dagteller 2 (TRIP B)
- Dagteller brandstofreserve (TRIP FUEL)
- Reistijd (TRIP TIME)
- Klok
- Rondetijd (LAP time) - uitsluitend indien
geactiveerd
โin MENU 2 worden de volgende functies
weergegeven:
- Buitentemperatuur
- Actueel verbruik (CONS.)
- Gemiddeld verbruik (CONS. AVG)
- Gemiddelde snelheid (SPEED AVG)
Secundaire functies
โDDA (uitsluitend indien aanwezig)
โGPS (uitsluitend indien aanwezig)
โ(CLOCK)
โAanduiding onderhoud (SERVICE)
41

De volgende functies in het MENU SETTING kunnen
door de gebruiker gewijzigd worden:
โAanpassing van de rijstijl RIDING MODE (R.M.):
in dit menu kunt u de volgende instellingen
verrichten:
- Instelling EBC-niveau (EBC)
- Instelling DTC-niveau (DTC)
- Activering/deactivering DQS (DQS)
- Afstelling ABS (ABS)
- Afstelling motor (ENGINE)
- Herstel standaardinstellingen (DEFAULT)
โAccuspanning - BATTERY (BAT.)
โAchtergrond display instellen - BACK LIGHT
(B.L.)
โLAP (weergave/wissen/herstel automatische
instelling)
โDDA (activering/deactivering - weergave -
wissen)
โKlokinstelling โ CLOCK (CLK)
โPINCODE invoeren/wijzigen (PIN)
โDigitale weergave toerental (RPM)
โMeeteenheid instellen โ Unit ๎ท๎๎บ๎๎๎ฉ๎ (Snelheid -
Temperatuur - Brandstofverbruik) UNT
โWeergave fouten - ERRORS, uitsluitend als er
actieve foutmeldingen zijn (ERR.)
42

Toerental (RPM)
Het instrumentenpaneel ontvangt de informatie
over het en de informatie op๎จ๎ซ๎บ๎ซ๎ถ๎๎ซ๎๎ถ๎๎ฉ๎บ๎๎ง ๎๎๎๎๎
het display weer aan de hand van een bargraph die
langzaamaan wordt gevuld. Het gegeven wordt
weergegeven door het van links naar rechts
oplichten van de balkjes van de bargraph behorende
bij het toerental en met de negatieve weergave
(uitschakeling van het cijfer en inschakeling van de
rechthoek waarin de nummerwaarde is opgenomen)
van de numerieke aanduiding van het duizendtal.
Zodra de waarde van 12000 tpm wordt bereikt, mag
geen enkele negatieve waarde worden
weergegeven.
De drempel waarbij de rode lampjes voor de
benadering van de begrenzer gaan branden is:
1e drempel 10900 tpm.
Opmerkingen
De onderste balk van de bargraph en alle
nummerwaarden knipperen als het
instrumentenpaneel het toerental niet ontvangt.
Fig 11
43

Snelheid ๎๎ซ๎๎ถ๎๎ป๎๎
Het instrumentenpaneel ontvangt de informatie
over de reรซle snelheid (berekend in km/h) en ๎๎๎๎๎
op het display een waarde, omgerekend naar de
ingestelde meeteenheid (km/h of mph), weer die 5%
groter is.
U ziet "- - -" en de ingestelde meeteenheid, als:
โde snelheid = 299 km/u of 186 mph, of als het
instrumentenpaneel geen informatie over de
snelheid ontvangt ("- - -" branden);
โde snelheidssensor achter een fout ๎๎๎ถ๎๎ซ๎ซ๎ฉ๎บ ("-
- -" knipperen en de fout SPEED wordt
weergegeven). Fig 12
44

Versnelling
Het instrumentenpaneel ontvangt informatie over
de versnelling van het ๎๎ซ๎๎ถ๎๎ป๎๎ ๎๎๎๎๎ en de waarde
op het display weer.
De weergegeven waarde ๎๎๎ถ๎๎๎๎ถ๎ van "1" tot "6" als
een versnelling ingeschakeld is. Als de versnelling in
de vrij staat, zal "N" weergegeven worden.
De "C" wordt weergegeven als u moet๎ง๎๎บ๎๎๎ถ
schakelen.
U ziet "- -" als:
โde informatie van de versnellingen nog niet
verworven is ("- -" ๎ฆ๎ฉ๎๎ณ๎ณ๎๎ถ๎ en lampje Neutral (A)
๎ฆ๎ฉ๎๎ณ๎ณ๎๎ถ๎๎ณ๎ฃ
โde snelheidssensor een fout ("- - -"๎๎๎ถ๎๎ซ๎ซ๎ฉ๎บ
brandt en de fout GEAR wordt weergegeven);
โhet instrumentenpaneel geen gegevens over de
versnelling ontvangt ("- -" brandt).
A
Fig 13
45

Verwerving versnellingssensor
Tijdens de verwerving van de versnelling op het
๎๎ซ๎๎ถ๎๎ป๎๎ wordt de bediener begeleidt aan de hand
van informatie die op het display wordt
weergegeven.
Het instrumentenpaneel aan dat de๎๎๎๎๎
versnelling is opgeslagen en dat de bediener naar de
volgende versnelling kan overgaan. Als het
instrumentenpaneel de "C" in๎ง๎๎บ๎๎๎ถ ๎๎๎๎ถ๎๎๎๎๎
plaats van de waarde van de versnelling en als tevens
het lampje Neutral "N" gaat branden, en de beide
aanduidingen snel knipperen, moet u schakelen. Fig 14
46

Rijstijl (RIDING MODE)
Op het instrumentenpaneel kunt u de gewenste
rijstijl instellen. U kunt kiezen uit drie verschillende
rijstijlen: RACE, SPORT, WET.
De gekozen en geactiveerde rijstijl wordt op het
standaardscherm van het display op het
instrumentenpaneel weergegeven.
De volgende parameters, ingesteld door Ducati of
gewijzigd door de bestuurder op de pagina's met de
instelbare functies, zijn met iedere rijstijl
geassocieerd:
โeen specifiek interventieniveau van de DTC
tractiecontrole (1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, OFF);
โeen specifiek vermogen van de motor dat het
gedrag van de gasklep zal wijzigen (HIGH,
MEDIUM, LOW);
โeen specifieke afstelling van het ABS systeem (1,
2, 3, OFF);
โeen specifiek interventieniveau van het systeem
dat de rem op de motor EBC (1, 2, 3,๎๎ซ๎ฉ๎บ๎ถ๎ซ๎ง๎๎๎ถ๎
OFF);
โactivering of deactivering van de quick ๎ท๎๎๎๎
versnelling DQS (DQS ON of DQS OFF).
Let op
Ducati raadt aan om de rijstijl te wijzigen
wanneer het stilstaat. Als de rijstijl wordt๎๎ซ๎๎ถ๎๎ป๎๎
gewijzigd bij een rijdende motor, wees dan zeer
voorzichtig (het verdient aanbeveling om de rijstijl
uitsluitend bij een lage snelheid te wijzigen).
De rijstijl kiezen
Met een druk op de knop BEVESTIGING MENU (4)
opent u het menu waarin u de rijstijl kunt kiezen. Het
instrumentenpaneel toont op het standaardscherm
de drie namen van de Riding Modes:
โRACE
โSPORT
โWET
Een van deze Riding Modes wordt aangeduid met
een pijl ter hoogte van de naam ter indicatie van de
laatst opgeslagen en nog altijd geactiveerde Riding
Mode.
Let op
U kunt het menu voor de keuze van de rijstijl
niet openen als de knop (4) in de stand voor de
activering van de richtingaanwijzers en dus rechts of
links geplaatst is
47

De opgeslagen waarden kunnen de waarden van
Ducati zijn of de waarden die de bestuurder
ingesteld Elke keer dat u op de knopheeft.
BEVESTIGING MENU (4) drukt, worden de
verschillende rijstijlen รฉรฉn voor รฉรฉn op het
instrumentenpaneel weergegeven.
Bevestig uw keuze zodra de gewenste rijstijl
aangeduid wordt door twee seconden lang de knop
BEVESTIGING MENU (4) ingedrukt te houden: de
nieuwe rijstijl wordt opgeslagen en vervolgens wordt
het standaardscherm weer weergegeven.
Als u binnen 10 seconden nadat de gekozen rijstijl
aangeduid is niet op de knop BEVESTIGING MENU
(4) drukt, zal de rijstijl niet gewijzigd worden en wordt
het standaardscherm opnieuw weergegeven.
4
4
4
4
4 4 4
Fig 15
48

De procedure toont een foutmelding als u de rijstijl
moet bevestigen en:
โde gashendel is geopend, de remmen worden
ingedrukt en het ๎๎ซ๎๎ถ๎๎ป๎๎ rijdt; in dit geval wordt
het warning-symbool knipperend weergegeven
en worden de aanduidingen "CLOSE GAS" en
"DONโT BRK" in MENU 1 en MENU 2
afwisselend, met een interval van een seconde,
weergegeven.
Als binnen 5 seconden de gashendel niet wordt
gesloten, de remmen niet worden losgelaten of
het niet tot stilstand wordt gebracht,๎๎ซ๎๎ถ๎๎ป๎๎
dan zal de wijziging van de rijstijl niet worden
voltooid en wordt het standaardscherm weer
weergegeven.
Opmerkingen
Het instrumentenpaneel de procedure๎ท๎บ๎๎ถ๎
voor de activering of deactivering van het ABS-
systeem op als u de gekozen rijstijl bevestigt in het
geval van versies met ABS-systeem en de rijstijl
geassocieerd is met een wijziging van "ON"
(geactiveerd) naar "OFF" (gedeactiveerd) of van
"OFF" (gedeactiveerd) naar "ON" (geactiveerd).
Fig 16
49

Opmerkingen
Als er zich tijdens het wijzigen van de Riding
Mode (rijstijl) minstens een fout voordoet, zal de
prioriteit worden geschonken aan de aanduidingen
"CLOSE GAS" en "DON'T BRK", waarna het warning-
symbool gaat knipperen.
50

DTC
Het instrumentenpaneel toont als volgt op het
display de staat van de DTC:
โ"DTC" plus een rechthoek met daarin vast een
cijfer van 1 tot 8 behorende bij het
interventieniveau van de Traction Control als de
DTC geactiveerd is;
โ"DTC", een rechthoek met daarin een cijfer van 1
tot 8 (knipperend) behorende bij het
interventieniveau van de DTC, als de DTC
geactiveerd is, maar wegens een storing de
functies van het systeem beperkt zijn;
bovendien gaat het DTC-lampje knipperen;
โeen rechthoek met daarin DTC, het symbool "- -"
niet-knipperend als de DTC gedeactiveerd is;
โ"DTC" en een rechthoek met daarin knipperend
het symbool "- -" als de DTC of de Black Box-
regeleenheid een storing Bovendien๎๎๎ถ๎๎ซ๎ซ๎ฉ๎บ๎
gaat in dit geval het DTC-lampje branden en
worden het warning-symbool en de
foutmelding weergegeven.
Let op
Wend u in het geval van een storing in het
systeem tot een Dealer of een Erkende Ducati
Garage.
51

Fig 17
52

Let op
De DTC is een assistentiesysteem voor de
bestuurder dat zowel kan worden gebruikt bij het
rijden op de weg als op het circuit. Met
assistentiesysteem wordt een mechanisme bedoeld
dat het besturen van de vereenvoudigt๎จ๎ซ๎บ๎ซ๎ถ๎๎๎๎บ๎ท
en veiliger maakt, maar dat de verplichtingen van de
bestuurder met betrekking tot voorzichtig rijden niet
๎๎ง๎๎จ๎๎ฉ๎๎๎ถ๎ of beperkt, met een dusdanig gedrag dat
zowel een persoonlijke fout of de fouten van
anderen voorkomen kunnen worden door middel van
noodmanoeuvres, zoals door de van kracht zijnde
verkeersregels vereist wordt.
De bestuurder moet altijd bedenken dat actieve
veiligheidssystemen een preventieve functie
hebben. De actieve elementen helpen de bestuurder
om het vervoermiddel te controleren zodat de
besturing hiervan eenvoudiger en zo veilig mogelijk
is. De actieve systemen moeten de bestuurder er
niet toe brengen op de aanwezigheid van deze
systemen te ๎๎๎ถ๎๎ถ๎ซ๎ป๎๎๎ฉ๎ om het ๎๎ซ๎๎ถ๎๎ป๎๎ op hogere
snelheden te gebruiken dan redelijkerwijs is
toegestaan ongeacht de omstandigheden waarin
het rijdt, de de๎๎ซ๎๎ถ๎๎ป๎๎ ๎ฉ๎๎บ๎ป๎ป๎ถ๎ฆ๎ป๎ฉ๎๎๎๎๎บ๎๎๎ฉ๎
bovengenoemde gedragsregels en de
verkeersregels.
De onderstaande tabel het DTC-niveau aan๎๎๎๎๎
dat het meest geschikt is voor de diverse rijstijlen in
combinatie met de niveaus die als fabrieksinstelling
in "Riding Mode" ingesteld zijn, en door de gebruiker
gekozen kunnen worden.
53

DTC GEBRUIK DEFAULTR๎ST๎L
1 RACE Gebruik op het racecircuit door zeer erโ
varen gebruikers voor Pirelli banden
met SC2 mengsel. Het systeem staat
slippen toe.
NEE
2 RACE Gebruik op het racecircuit door zeer erโ
varen gebruiker voor OEM (Original
Equipment Manufacturer) banden.
Slippen is toegestaan.
Dit niveau is standaard voor de
Riding Mode "RACE"
3 RACE Gebruik op het racecircuit door ervaren
gebruikers. Slippen is toegestaan.
NEE
4 RACE Gebruik op het racecircuit (en op de
openbare weg voor ervaren gebruikers).
NEE
5 SPORT ๎ฐ๎ณ๎ซ๎ถ๎๎๎๎๎ ๎ถ๎ค๎ท๎บ๎ค๎ง op de openbare weg en
op het racecircuit in combinatie met
ENGINE 145pk LOW (maximum vermoโ
gen 145pk, Smooth ๎๎๎๎๎๎๎๎ณ๎
Dit niveau is standaard voor de
Riding Mode "SPORT"
6 SPORT "Heel veilige" droog weer op๎ถ๎ค๎ท๎บ๎ค๎ง ๎๎ค
de openbare weg en op het racecircuit
in combinatie met ENGINE 145pk LOW
(maximum vermogen 145pk, Smooth
๎๎๎๎๎๎๎๎ณ๎
NEE
54

DTC GEBRUIK DEFAULTR๎ST๎L
7 WET (RAIN) Gebruik op het racecircuit met rain banโ
den, geoptimaliseerd voor Pirelli Diablo
Rain banden (achterband 190/60 ZR17).
NEE
8 WET (HEAVY
RAIN)
Nat wegdek en zeer glad asfalt met
OEM (Original Equipment Manufactuโ
rer) banden in combinatie met ENGINE
100.
Dit niveau is standaard voor de
Riding Mode "WET"
55

Aanwijzingen voor de keuze van het niveau
Let op
Niveau 1 van het DTC-systeem van uw ๎๎ซ๎๎ถ๎๎ป๎๎
is afgesteld met banden met SC2 mengsel (Pirelli
Diablo Supercorsa SC2). Deze banden maken geen
deel uit van de oorspronkelijke levering van de
๎จ๎ซ๎บ๎ซ๎ถ๎๎๎๎บ๎ท๎ Het gebruik van dit niveau met banden
met andere eigenschappen kan de functionering van
het systeem wijzigen.
Let op
Niveau 7 van het DTC-systeem van uw ๎๎ซ๎๎ถ๎๎ป๎๎
is afgesteld met Rain banden (Pirelli Diablo Rain,
achterband 190/60 ZR17). Deze banden maken geen
deel uit van de oorspronkelijke levering van de
๎จ๎ซ๎บ๎ซ๎ถ๎๎๎๎บ๎ท๎ Het gebruik van dit niveau met banden
met andere eigenschappen kan de functionering van
het systeem wijzigen.
Let op
De niveaus 2-3-4-5-6-8 van het DTC-systeem
van uw ๎๎ซ๎๎ถ๎๎ป๎๎ zijn afgesteld met de banden die tot
de oorspronkelijke levering van uw ๎จ๎ซ๎บ๎ซ๎ถ๎๎๎๎บ๎ท
behoren (Pirelli Diablo Rosso Corsa: voorband
120/70ZR17, achterband 180/60ZR17). Het gebruik
van banden met maten en eigenschappen die
afwijken van de originele exemplaren kan de werking
van het systeem wijzigen.
In het geval van kleine verschillen, zoals bijvoorbeeld
in het geval van banden van een ander merk en/of
ander model dan degene die tot de originele levering
van uw behoren, maar die tot dezelfde๎จ๎ซ๎บ๎ซ๎ถ๎๎๎๎บ๎ท
maatklasse behoren (achter = 180/60ZR17; voor =
120/70 ZR17), kan het voldoende zijn dat u het meest
geschikte niveau kiest om de optimale functionering
van het systeem te herstellen.
Als er banden worden gebruikt die tot een andere
maatklasse behoren, of maten hebben die
aanzienlijk afwijken van die van de oorspronkelijke
uitrusting, kan het zijn dat de werking van het
systeem zodanig wordt aangetast dat geen van de 8
mogelijke niveaus bevredigende resultaten
๎ซ๎ณ๎ง๎๎๎๎ถ๎๎ In dat geval wordt geadviseerd om het
systeem te deactiveren.
56

Door niveau 8 te kiezen, zal het DTC-systeem bij ook
maar de geringste spinning van de achterband
ingrijpen. Tussen de niveaus 8 en 1 liggen de niveaus
waarop het DTC-systeem minder ingrijpt. Met de
niveaus 1, 2 en 3 wordt de achterband in staat gesteld
om zowel te spinnen als te slippen. We raden aan dat
dit interventieniveau uitsluitend op het circuit en
door zeer ervaren bestuurders gebruikt wordt:
niveau 1 is speciaal ontwikkeld om een optimale
functionering in combinatie met SC2 mengsel
banden te bieden.
De juiste keuze van het niveau hangt af van de
volgende parameters:
โDe wegligging band/asfalt band, slijtage๎ฒ๎ท๎ซ๎ซ๎ถ๎
van de band, het asfalt,๎ท๎ซ๎ซ๎ถ๎
weersomstandigheden, enz...).
โDe weg/het circuit (bochten met min of meer
gelijke of met afwijkende doorrijsnelheid).
โDe rijstijl ("vloeiend" of "grillig").
Het niveau hangt af van de wegligging: bij het
zoeken van het juiste niveau moet de wegligging van
de weg/het parcours nauwgezet in aanmerking
worden genomen (zie verderop, adviezen voor het
gebruik op het circuit en op de weg).
Het niveau hangt af van het traject: als het traject/
circuit bochten met dezelfde doorrijsnelheid ๎๎๎๎๎๎ is
het eenvoudiger om het juiste interventieniveau
voor elke bocht vast te stellen. In het geval van een
traject/circuit met bochten met verschillende
doorrijsnelheden moet u echter een DTC-
interventieniveau kiezen dat een compromis zal zijn.
De mate waarin het niveau van de rijstijl afhangt: De
DTC zal sterker ingrijpen bij een "vloeiendere" rijstijl,
waarbij de langer schuin hangt, dan bij๎จ๎ซ๎บ๎ซ๎ถ๎๎๎๎บ๎ท
een "grilligere" rijstijl, waarbij de zo snel๎จ๎ซ๎บ๎ซ๎ถ๎๎๎๎บ๎ท
mogelijk bij het uitkomen van de bocht overeind
gebracht wordt.
Tips voor het gebruik op het circuit
We raden u aan om met interventieniveau 6 een
aantal rondes uit te proberen (zodat de banden
opwarmen) en om een contact met het systeem
mogelijk te maken. Probeer vervolgens de andere
interventieniveaus 5, 4 enz. uit tot u het gewenste
interventieniveau gevonden (probeer elk๎๎๎๎๎
niveau een aantal rondes uit zodat de banden
kunnen opwarmen).
Als het gevonden niveau in alle bochten bevalt,
behalve bij รฉรฉn of twee langzame bochten waarin de
ingreep te sterk is, kunt u proberen uw rijstijl iets aan
57

te passen door de eerder overeind te๎จ๎ซ๎บ๎ซ๎ถ๎๎๎๎บ๎ท
laten komen bij het uitkomen van langzame
bochten, in plaats van meteen een ander
interventieniveau te zoeken.
Tips voor het gebruik op de weg
Activeer de DTC, kies interventieniveau 6 en bestuur
de op uw eigen wijze: als de DTC te sterk๎จ๎ซ๎บ๎ซ๎ถ๎๎๎๎บ๎ท
ingrijpt, raden wij u aan om achtereenvolgens de
niveaus 5, 4, enz. te proberen, tot u het meest
geschikte niveau gevonden ๎๎๎๎๎๎
Bij veranderingen in de wegligging en/of het type
parcours en/of uw eigen rijstijl, waardoor het
ingestelde niveau niet langer bevredigend is, gaat u
over naar het volgende niveau, ๎๎ฉ๎๎ซ๎๎ซ๎ซ๎ถ๎๎ท tot u het
meest geschikte niveau gevonden ๎๎๎๎๎ (bijv. als het
interventieniveau 5 van de DTC te sterk is, gaat u
over naar niveau 4; als het interventieniveau 5 te laag
is, gaat u over naar niveau 6).
58

EBC
Het instrumentenpaneel toont als volgt op het
display de staat van de EBC:
โ"EBC" en een rechthoek met daarin de
nummerwaarde van 1 tot 3 behorende bij het
ingestelde interventieniveau als het EBC-
systeem geactiveerd is;
โeen rechthoek met daarin EBC, het symbool "- -"
niet-knipperend als de EBC gedeactiveerd is;
โ"EBC" en een rechthoek met daarin knipperend
het symbool "- -" als de EBC of de regeleenheid
een storing Bovendien gaat in dit๎๎๎ถ๎๎ซ๎ซ๎ฉ๎บ๎
geval het lampje EOBD branden en worden het
warning-symbool en de foutmelding
weergegeven.
Fig 18
Fig 19
59

Het EBC-systeem het afremmen van de๎๎ซ๎ฉ๎บ๎ถ๎ซ๎ง๎๎๎ถ๎
motor tijdens het rijden met afgesloten gashendel
(tijdens het schakelen of als u op een constante
versnelling rijdt, ongeacht of u wel of niet remt). Dit
systeem regelt automatisch de gaskleppen en zorgt
tijdens deze rijfase voor een constante remkoppel
van het wiel naar de motor.
Het systeem kan op drie verschillende niveaus
worden ingesteld, van de configuratie met beperkte
afremming op de motor (niveau 3) tot het niveau met
een grote afremming op de motor (niveau 1).
De EBC kan ook gedeactiveerd worden (niveau OFF).
In deze configuratie wordt het remkoppel op geen
enkele manier gecontroleerd.
Let op
De EBC is een hulpsysteem voor de bestuurder
dat zowel bij het rijden op de weg als op het
racecircuit gebruikt kan worden. Met
assistentiesysteem wordt een mechanisme bedoeld
dat gebruikt wordt om het besturen van het
motorrijwiel te vereenvoudigen en veiliger te maken,
maar dat de verplichtingen van de bestuurder met
betrekking tot voorzichtig rijden met een dusdanig
gedrag dat zowel een persoonlijke fout of de fouten
van anderen voorkomen kunnen worden door middel
van noodmanoeuvres, zoals door de van kracht
zijnde verkeersregels vereist wordt.
60

De onderstaande tabel het EBC-niveau aan dat het meest geschikt is voor de diverse in๎๎๎๎๎ ๎ถ๎ค๎ท๎บ๎ค๎ง๎๎ฉ
combinatie met de niveaus die als fabrieksinstelling in "Riding Mode" ingesteld en die door de geโ๎๎ค๎ฉ๎
bruiker gekozen kunnen worden:
EBC EIGENSCHAP DEFAULT
OFF Maximum afremming op de motor NEE
1 consistente afstemming op de motor, laโ๎ฏ๎๎๎๎ง๎ค๎ฆ
ger dan de afremming EBC OFF๎๎ค
Dit niveau is standaard voor alle Riding
Modes
2 Zeer lage afremming op de motor, uitsluitend
aanbevolen voor gebruik op het racecircuit en voor
bestuurders die het afremmen willen dat๎บ๎ค๎๎๎ฉ๎ท
weinig op de motor afgeremd wordt
NEE
3 Minimum afremming op de motor, uitsluitend
aanbevolen voor gebruik op het racecircuit en voor
bestuurders die het afremmen willen dat๎บ๎ค๎๎๎ฉ๎ท
zeer weinig op de motor afgeremd wordt
NEE
61

Aanwijzingen voor de keuze van het niveau
Let op
De interventieniveaus 1-2-3 van het EBC-
systeem van uw ๎๎ซ๎๎ถ๎๎ป๎๎ zijn afgesteld met de
banden die tot de oorspronkelijke levering van uw
๎จ๎ซ๎บ๎ซ๎ถ๎๎๎๎บ๎ท behoren (Pirelli Diablo Rosso Corsa:
voorband 120/70ZR17, achterband 180/60ZR17). Het
gebruik van banden met maten en eigenschappen
die afwijken van de originele exemplaren (en met
name in het geval van de achterband) kan de werking
van het systeem wijzigen.
In het geval van kleine verschillen, zoals bijvoorbeeld
in het geval van banden van een ander merk en/of
ander model dan degene die tot de originele levering
van uw behoren, maar die tot dezelfde๎จ๎ซ๎บ๎ซ๎ถ๎๎๎๎บ๎ท
maatklasse behoren (achter = 180/60 ZR17; voor =
120/70 ZR17), kan het voldoende zijn dat u het meest
geschikte niveau kiest om de optimale functionering
van het systeem te herstellen.
Als er banden worden gebruikt die tot een andere
maatklasse behoren, of maten hebben die
aanzienlijk afwijken van die van de oorspronkelijke
uitrusting, kan het zijn dat de werking van het
systeem zodanig wordt aangetast dat geen van de 3
mogelijke niveaus bevredigende resultaten
๎ซ๎ณ๎ง๎๎๎๎ถ๎๎ In dat geval wordt geadviseerd om het
systeem te deactiveren.
In het geval van interventieniveau 3 zal het EBC-
systeem zo min mogelijk op de motor afremmen.
Van niveau 3 tot niveau 1 neemt de afremming op de
motor toe en in het geval van EBC OFF is de
afremming op de motor het grootst.
De juiste keuze van het niveau hangt af van de
volgende parameters:
โDe wegligging band/asfalt band, slijtage๎ฒ๎ท๎ซ๎ซ๎ถ๎
van de band, het asfalt,๎ท๎ซ๎ซ๎ถ๎
weersomstandigheden, enz...).
โDe weg/het circuit (bochten met min of meer
gelijke of met afwijkende doorrijsnelheid).
โDe rijstijl kiezen.
โHet niveau hangt af van de wegligging: bij het
zoeken van het juiste niveau moet de wegligging
van de weg/het parcours nauwgezet in
aanmerking worden genomen (zie verderop,
adviezen voor het gebruik op het circuit en op de
weg).
โHet niveau hangt af van het traject: als het
traject/circuit een afremming๎ท๎ซ๎ซ๎ถ๎๎๎๎ง๎๎ฅ๎ฆ๎
vereist, is het eenvoudiger om het juiste
62

interventieniveau vast te stellen. In het geval
van een traject/circuit met verschillende
afremmingen moet u echter een EBC
interventieniveau kiezen dat een compromis zal
zijn.
63

DQS
Het instrumentenpaneel toont als volgt op het
display de staat van de DQS:
โ"DQS" en een rechthoek met daarin de
informatie als het DQS-systeem geactiveerd is;
โ"DQS" en een rechthoek met daarin knipperend
het bericht als het DQS-systeem of de
regeleenheid een storing Bovendien๎๎๎ถ๎๎ซ๎ซ๎ฉ๎บ๎
gaat in dit geval het EOBD-lampje branden en
wordt de foutmelding๎๎๎ท๎๎๎บ๎ถ๎๎๎๎๎ฉ๎๎
weergegeven.
Het Ducati Quick ๎ฐ๎๎๎๎๎พ๎ท๎๎ท๎บ๎๎๎จ maakt het mogelijk
om zonder gebruik van de koppeling (op) te
schakelen.
Het systeem bestaat uit een microschakelaar die in
het kinematisme van de versnellingshendel is
ingebouwd. Elke keer dat de versnelling voor het
opschakelen gebruikt wordt, het een signaal๎ท๎บ๎ป๎ป๎ถ๎
naar de motorregeleenheid.
Hieronder geven we een aantal tips voor een
optimaal gebruik van de functie:
โVoor de Ducati Quick moet de๎ฐ๎๎๎๎
versnellingshendel op dezelfde manier worden
bediend als bij een motor zonder dit systeem het
Fig 20
Fig 21
64

geval is. De Ducati Quick is niet ontworpen๎ฐ๎๎๎๎
voor automatisch schakelen.
โOm te kunnen opschakelen, moet de bestuurder
de versnellingshendel vanuit de ruststand in de
juiste richting verplaatsen. Daarbij moet de
weerstand van de veer gedurende een bepaalde
beweging worden overwonnen. Vervolgens
moet de hendel in deze stand worden gehouden
tot de gewenste versnelling is ingeschakeld. Als
de versnelling is ingeschakeld, moet u de
versnellingshendel loslaten zodat u opnieuw
met de Ducati Quick kunt schakelen. Het๎ฐ๎๎๎๎
kan zijn dat de versnellingen niet volledig
worden ingeschakeld als de bestuurder de
versnellingshendel niet tot aan het einde van de
slag beweegt wanneer de Ducati Quick ๎ฐ๎๎๎๎
hierom vraagt.
โDe Ducati Quick ondersteunt het๎ฐ๎๎๎๎
schakelen niet wanneer de bestuurder de
koppelingshendel gebruikt: de elektronische
versnelling Ducati Quick wordt niet๎ฐ๎๎๎๎
geactiveerd als de koppelingshendel
aangetrokken wordt.
โAls de strategie van de Ducati Quick niet๎ฐ๎๎๎๎
werkt, kan het schakelen worden afgerond met
de koppelingshendel.
โAls de versnellingshendel langer dan 30
seconden omhoog of omlaag wordt gedrukt
(ook ongewenst), is het mogelijk dat een fout
wegens aannemelijkheid wordt opgeslagen in
de elektronische regeleenheid waarna de Ducati
Quick ๎ฐ๎๎๎๎ gedeactiveerd wordt. In dit geval kan
het systeem opnieuw geactiveerd worden door
het instrumentenpaneel uit en vervolgens weer
in te schakelen.
โDe elektronische versnelling Ducati Quick ๎ฐ๎๎๎๎
is ontworpen om te werken bij een
๎จ๎ซ๎บ๎ซ๎ถ๎๎ซ๎๎ถ๎๎ฉ๎บ๎๎ง van minstens 2.500 toeren/min.
65

ABS
Het instrumentenpaneel toont een rechthoek met
de status van de ABS-functie als uw van๎จ๎ซ๎บ๎ซ๎ถ๎๎๎๎บ๎ท
een ABS is voorzien.
Het instrumentenpaneel toont:
โ"ABS" en een rechthoek met daarin een cijfer
van 1 tot 3 behorende bij het ingestelde
interventieniveau als de ABS geactiveerd is;
โeen rechthoek met daarin ABS, het symbool "- -"
niet-knipperend als het ABS gedeactiveerd is;
โ"ABS" en een rechthoek met daarin een cijfer
van 1 tot 3 behorende bij het ingestelde
interventieniveau en knipperend het ABS-
lampje als de status van het ABS niet
gedefinieerd is;
โ"ABS" en een rechthoek met daarin knipperend
het symbool "- -" als het ABS een storing
๎๎๎ถ๎๎ซ๎ซ๎ฉ๎บ๎ Bovendien gaat het ABS-lampje
branden en wordt de overeenkomstige
foutmelding weergegeven.
66

Fig 22
67

De onderstaande tabel het ABS-interventieniveau aan dat het meest geschikt is voor de diverse๎๎๎๎๎
๎ถ๎ค๎ท๎บ๎ค๎ง๎๎ฉ in combinatie met de niveaus die als fabrieksinstelling in de "Riding Mode" ingesteld ๎๎ค๎ฉ en door
de gebruiker gekozen kunnen worden:
ABS EIGENSCHAP DEFAULTR๎ST๎L
OFF Het ABS-systeem is gedeactiveerd NEE
1 RACE Uitsluitend voor gebruik op het racecircuit
door ervaren gebruikers (het gebruik op de
openbare weg wordt afgeraden). In deze
modaliteit ๎๎ป๎ฉ๎๎บ๎๎ซ๎ฉ๎๎๎ถ๎ de ABS uitsluitend
op het voorwiel (door de blokkering ervan
te het achterwiel niet๎๎๎ถ๎จ๎ค๎๎๎ฉ๎ณ๎ ๎บ๎๎ถ๎๎ค๎ง
wordt gecontroleerd. Het systeem controโ
๎ง๎๎๎ถ๎ ๎ง๎๎๎๎พ๎ป๎ณ de NIET.
Dit is het standaardniveau
voor de Riding Mode "RAโ
CE"
2 ROAD Gebruik op de weg voor een goede wegโ
ligging, de beide wielen worden door het
systeem gecontroleerd, de ๎๎ฉ๎บ๎๎พ๎ง๎๎๎๎พ๎ป๎ณ
controles geactiveerd, maar deze afโ๎๎ค๎ฉ
stelling het remvermogen ten๎๎๎๎ซ๎ถ๎๎๎ถ๎
koste van bepaalde die niet langer๎ง๎๎๎๎พ๎ป๎ณ๎ท
door het systeem worden gecontroleerd
Dit is het standaardniveau
voor de Riding Mode
"SPORT"
68

ABS EIGENSCHAP DEFAULTR๎ST๎L
3 WET CONDITION
ROAD/TRACK
Gebruik op nat wegdek, de beide wielen
worden door het systeem gecontroleerd,
het systeem in het merendeel๎๎ซ๎ฉ๎บ๎ถ๎ซ๎ง๎๎๎ถ๎
van de gevallen de ๎ง๎๎๎๎พ๎ป๎ณ
Dit niveau is standaard
voor de Riding Mode
"WET"
69

Aanwijzingen voor de keuze van het niveau
Let op
De interventieniveaus 1-2-3 van het ABS-
systeem van uw ๎๎ซ๎๎ถ๎๎ป๎๎ zijn afgesteld met de
banden die tot de oorspronkelijke levering van uw
๎จ๎ซ๎บ๎ซ๎ถ๎๎๎๎บ๎ท behoren (Pirelli Diablo Rosso Corsa:
voorband 120/70ZR17, achterband 180/60ZR17). Het
gebruik van banden met maten en eigenschappen
die afwijken van de originele exemplaren (en met
name in het geval van de achterband) kan de werking
van het systeem wijzigen.
In het geval van kleine verschillen, zoals bijvoorbeeld
in het geval van banden van een ander merk en/of
ander model dan degene die tot de originele levering
van uw behoren, maar die tot dezelfde๎จ๎ซ๎บ๎ซ๎ถ๎๎๎๎บ๎ท
maatklasse behoren (achter = 180/60 ZR17; voor =
120/70 ZR17), kan het voldoende zijn dat u het meest
geschikte niveau kiest om de optimale functionering
van het systeem te herstellen.
Als er banden worden gebruikt die tot een andere
maatklasse behoren, of maten hebben die
aanzienlijk afwijken van die van de oorspronkelijke
uitrusting, kan het zijn dat de werking van het
systeem zodanig wordt aangetast dat geen van de 3
mogelijke niveaus bevredigende resultaten
๎ซ๎ณ๎ง๎๎๎๎ถ๎๎ In dat geval wordt geadviseerd om het
systeem te deactiveren.
Als u voor niveau 3 kiest zal de ABS ingrijpen en een
stabiele afremming en een goede controle๎ง๎๎๎๎พ๎ป๎ณ
garanderen, terwijl het ๎๎ซ๎๎ถ๎๎ป๎๎ tijdens het remmen
goed op รฉรฉn lijn ๎๎ง๎๎ฅ๎๎ rijden. Van niveau 3 tot niveau
1 neemt het remvermogen telkens toe, waardoor de
stabiliteit van de controle van de ๎ง๎๎๎๎พ๎ป๎ณ afneemt. In
het geval van niveau 1 wordt de niet langer๎ง๎๎๎๎พ๎ป๎ณ
gecontroleerd en is de ABS-controle op het
achterwiel gedeactiveerd.
De juiste keuze van het niveau hangt af van de
volgende parameters:
1) De wegligging band/asfalt band, slijtage๎ฒ๎ท๎ซ๎ซ๎ถ๎
van de band, het asfalt,๎ท๎ซ๎ซ๎ถ๎
weersomstandigheden, enz...).
2) De ervaring en gevoeligheid van de bestuurder:
ervaren bestuurders zijn in staat om de ๎ง๎๎๎๎พ๎ป๎ณ te
beheersen en zo de remafstand in te De๎ฆ๎ซ๎ถ๎๎๎ฉ๎
afstellingen 2 en 3 zijn geschikt voor minder
ervaren bestuurders, aangezien het ๎๎ซ๎๎ถ๎๎ป๎๎
hierbij ook tijdens een noodstop stabiel
gehouden wordt.
70

Temperatuur koelvloeistof motor
Het instrumentenpaneel ontvangt informatie over
de temperatuur van de motor (reeds berekend in ยฐC)
en op het display de waarde in de ingestelde๎๎๎๎๎
meeteenheid (ยฐC of ยฐF), de meeteenheid, het
symbool en de rechthoek met๎จ๎ซ๎บ๎ซ๎ถ๎๎๎จ๎ณ๎๎ถ๎๎บ๎ป๎ป๎ถ
daarin de informatie weer.
Het weergavebereik van de temperatuur ligt tussen
de 40 ยฐC en +120 ยฐC.
Als het gegeven:
โ<= (kleiner of gelijk is aan) -40 ยฐC ziet u " - - - "
knipperen;
โtussen -39 ยฐC en +39 ยฐC wordt niet-knipperend
"LO" weergegeven;
โtussen +40 ยฐC en +120 ยฐC ligt, wordt het
gegeven niet knipperend weergegeven;
โ>= (groter of gelijk aan) +121 ยฐC wordt "HI"
knipperend weergegeven.
U ziet "- - -" knipperen in combinatie met de
ingestelde meeteenheid als de koelvloeistof
temperatuursensor een storing ๎๎๎ถ๎๎ซ๎ซ๎ฉ๎บ๎ Bovendien
gaat het EOBD-lampje branden en wordt de
foutmelding "ENG" weergegeven.
U ziet "- - -" en de meeteenheid als het
instrumentenpaneel geen informatie over de
temperatuur van de koelvloeistof ontvangt.
71

Fig 23
72

Functies menu 1
De functies van MENU 1 zijn:
โ๎๎๎ง๎ซ๎จ๎๎บ๎๎ถ๎๎๎ง๎ง๎๎ถ (TOT);
โDagteller 1 (TRIP A);
โDagteller 2 (TRIP B);
โDagteller brandstofreserve (TRIP FUEL);
โReistijd (TRIP TIME);
โKlok;
โRondetijd (LAP time) (uitsluitend indien
geactiveerd).
Met een druk op de knop (1) kunt u de volgende
functies in MENU 1 weergeven.
1
Fig 24
73

๎๎๎ง๎ซ๎จ๎๎บ๎๎ถ๎๎๎ง๎ง๎๎ถ
De telt en toont met de ingestelde๎ฆ๎๎ง๎ซ๎จ๎๎บ๎๎ถ๎๎๎ง๎ง๎๎ถ
meeteenheid (kilometers of mijlen) de totale
afstand die het afgelegd.๎๎ซ๎๎ถ๎๎ป๎๎ ๎๎๎๎๎
Het aantal (in kilometers of mijlen) behorende bij de
๎ฆ๎๎ง๎ซ๎จ๎๎บ๎๎ถ๎๎๎ง๎ง๎๎ถ wordt samen met "TOT" en de
meeteenheid weergegeven. Het
instrumentenpaneel zal permanent (199999 km of
199999 mi) weergeven als deze maximumwaarde is
bereikt.
De waarde van de wordt permanent๎ฆ๎๎ง๎ซ๎จ๎๎บ๎๎ถ๎๎๎ง๎ง๎๎ถ
opgeslagen en kan op geen enkele wijze gereset
worden. Het gegeven gaat dus niet verloren als de
voeding onderbroken wordt ๎ฒ๎๎๎บ๎๎๎ถ๎ ๎ค๎๎๎ณ๎
Opmerkingen
Bij Key-On toont het instrumentenpaneel
altijd 10 seconden lang de aanduiding
๎๎๎ง๎ซ๎จ๎๎บ๎๎ถ๎๎๎ง๎ง๎๎ถ en opent vervolgens de pagina's met
de instellingen van de gebruiker.
Opmerkingen
Raadpleeg een Dealer of een erkende Ducati
garage als de knipperende streepjes๎ฆ๎๎ง๎ซ๎จ๎๎บ๎๎ถ๎๎๎ง๎ง๎๎ถ
"----" ๎๎๎๎ถ๎๎๎๎๎๎
Fig 25
74

Dagteller 1
De dagteller telt en toont in de ingestelde
meeteenheid (kilometers of mijlen) de afstand die
het afgelegd en wordt gebruikt voor๎๎ซ๎๎ถ๎๎ป๎๎ ๎๎๎๎๎
het berekenen van het gemiddelde verbruik, de
gemiddelde snelheid en de reistijd. Het aantal (in km
of mijl) behorende bij TRIP A wordt samen met TRIP
A en de meeteenheid weergegeven.
De teller zal zich automatisch ๎ถ๎๎ท๎๎บ๎๎๎ฉ en weer vanaf
nul gaan tellen als de maximum waarde van 9999.9
km of 9999.9 mi bereikt is.
Het gegeven van TRIP A wordt gereset als u tijdens
de weergave van de dagteller 3 seconden lang op de
knop (1) drukt. Samen met TRIP A worden tevens het
gemiddelde verbruik, de gemiddelde snelheid en de
reistijd gereset.
De teller TRIP A wordt ook automatisch gereset als
handmatig de meeteenheden van het systeem
gewijzigd worden: de teller begint weer bij nul te
tellen en houdt in dit geval rekening met de nieuwe
meeteenheden.
1
Fig 26
75

Dagteller 2
De dagteller telt en toont met de ingestelde
meeteenheid (kilometers of mijlen) de afstand die
het afgelegd ๎๎ซ๎๎ถ๎๎ป๎๎ ๎๎๎๎๎๎
Het aantal (in kilometers of mijenl) behorende bij
TRIP B wordt samen met TRIP B en de meeteenheid
weergegeven.
De teller zal zich automatisch ๎ถ๎๎ท๎๎บ๎๎๎ฉ en weer vanaf
nul gaan tellen als de maximum waarde van 9999.9
km of 9999.9 mi bereikt is.
Het gegeven van TRIP B wordt gereset als u tijdens
de weergave van de dagteller 3 seconden lang op de
knop (1) drukt.
De teller TRIP B wordt ook automatisch gereset als
handmatig de meeteenheden van het systeem
gewijzigd worden: de teller begint weer bij nul te
tellen en houdt in dit geval rekening met de nieuwe
meeteenheden.
1
Fig 27
76

Dagteller brandstofreserve
De dagteller brandstofreserve telt en toont met de
ingestelde meeteenheid (in kilometers of mijlen) de
afstand die het met de brandstofreserve๎๎ซ๎๎ถ๎๎ป๎๎
afgelegd ๎๎๎๎๎ (de afstand die afgelegd is vanaf het
moment dat het lampje brandstofreserve is gaan
branden). Op het display wordt automatisch,
ongeacht de functie die op dat moment
weergegeven wordt, de functie TRIP FUEL
weergegeven als op het display het lampje
brandstofreserve (A) gaat branden. Vervolgens kunt
u alsnog langs de andere functies van het menu
lopen. Het gegeven zal ook na de ๎๎๎๎พ๎ค๎๎ in het
geheugen opgeslagen worden als u met de reserve
๎๎ง๎๎ฅ๎๎ rijden. De telling wordt automatisch
onderbroken als het niet langer met de๎๎ซ๎๎ถ๎๎ป๎๎
reserve rijdt. De waarde (kilometers of mijlen)
behorende bij TRIP FUEL wordt samen met TRIP
FUEL en de meeteenheid weergegeven. De teller zal
zich automatisch en weer vanaf nul gaan๎ถ๎๎ท๎๎บ๎๎๎ฉ
tellen als de maximum waarde van 9999.9 km of
9999.9 mi bereikt is. Het menu kan de bijbehorende
waarde niet samenstellen als de functie TRIP FUEL
niet geactiveerd is.
A
Fig 28
77

Reistijd
Het instrumentenpaneel berekent de reistijd en
๎๎๎๎๎ het gegeven weer in het formaat "hhh:mm" in
combinatie met TRIP TIME.
De berekening wordt verricht aan de hand van de tijd
die sinds de laatste reset van TRIP A is verstreken.
Het gegeven wordt gereset als TRIP A wordt
gereset.
De actieve berekeningsfase van de tijd vindt plaats
als de motor is. Dit is ook het geval als het๎๎๎ท๎บ๎๎ถ๎
๎๎ซ๎๎ถ๎๎ป๎๎ stilstaat (tijdens de onderbrekingen van de
rit als u de motor uitschakelt, wordt de tijd
automatisch stopgezet. De tijd begint weer te lopen
als de actieve telfase hervat wordt).
De teller wordt automatisch gereset en begint weer
bij nul te tellen als het gegeven de waarde "720:00"
(720 uren en 00 minuten) overschrijdt.
Opmerkingen
Het gegeven van de reistijd wordt automatisch
gereset als de meeteenheid verbonden aan de
Snelheid (en dus de afstand) of het Verbruik
gewijzigd wordt.
Fig 29
78

Klok
Het instrumentenpaneel ontvangt informatie over
het weer te geven tijdstip.
De tijd wordt aangeduid in MENU 1.
Het instrumentenpaneel toont de tijd in het
formaat:
โhh (uren): mm (minuten)
met de indicatie "AM" (voor waarden van 0:00 tot
11:59) of "PM" (voor waarden van 12:00 tot 12:59 en
van 1:00 tot 11:59).
Op het instrumentenpaneel ziet u niet-knipperend
"- - : - - AM" als het geen gegevens over de huidige
tijd ontvangt.
Fig 30
79

Rondetijd
De informatie van de functie LAP is uitsluitend
beschikbaar als de functie geactiveerd is. Na de
activering van de functie LAP in het MENU SETTING
wordt automatisch de functie LAP weergegeven als
de eerste pagina van MENU 1 op het moment dat
naar het standaardscherm wordt teruggekeerd.
Bovendien ziet u in MENU 1 het ๎ซ๎ณ๎ท๎๎๎ถ๎๎๎ TIME en op
het display het LAP. Vervolgens kunt u๎ซ๎ณ๎ท๎๎๎ถ๎๎๎
langs de andere functies van MENU 1 lopen. Bij de
activering van de functie LAP wordt de chronometer
met de oorspronkelijke aanduiding "0โ00โโ00"
weergegeven.
Met een eerste druk op de knop FLASH (3) of een
๎ท๎ซ๎ซ๎ถ๎๎๎๎ง๎๎ฅ๎ฆ commando (optioneel GPS) wordt de
chronometer met een resolutie van een๎ซ๎ณ๎๎๎ท๎บ๎๎ถ๎
tiende seconde ("0โ00โโ0");. Elke keer dat u op de
knop FLASH (3) drukt of dat u een ๎ท๎ซ๎ซ๎ถ๎๎๎๎ง๎๎ฅ๎ฆ
commando (optioneel GPS), zal tijdelijk het๎๎๎๎๎
nummer en de tijd van de zojuist afgelegde ronde
weergegeven worden. Vervolgens worden wederom
de chronometer en het nummer van de nieuwe
ronde weergegeven.
3
3
Fig 31
80

Als de voorzien is van een GPS zal het๎จ๎ซ๎บ๎ซ๎ถ๎๎๎๎บ๎ท
commando van de ronde naar de GPS๎ก๎ฐ๎บ๎๎ถ๎๎ค๎ฐ๎บ๎ซ๎ณ๎ก
gezonden worden. U moet de coรถrdinaten van de
finish met een druk op de knop FLASH (3) opslaan
zodra u de eerste keer over de finish komt, zodat de
GPS automatisch tijdens iedere ronde de ๎ก๎ฐ๎บ๎๎ถ๎๎ค
๎ฐ๎บ๎ซ๎ณ๎ก kan herkennen. Tijdens het opslaan ziet u dat
het ๎ซ๎ณ๎ท๎๎๎ถ๎๎๎ GPS snel gaat knipperen en vervolgens
weer niet-knipperend wordt weergegeven.
De coรถrdinaten van de finish worden ook na een
Key-OFF opgeslagen. Ze blijven gelden zolang de
opslagen GPS-finish zich binnen 15 km van de
actuele positie bevindt. Elke keer dat u op de knop
FLASH (3) drukt als de functie LAP geactiveerd is,
worden de opgeslagen coรถrdinaten bijgewerkt.
Tijdens het opslaan ziet u dat het GPS snel๎ซ๎ณ๎ท๎๎๎ถ๎๎๎
gaat knipperen en vervolgens weer niet-knipperend
wordt weergegeven.
Als de chronometer geactiveerd is en het ๎๎ซ๎๎ถ๎๎ป๎๎
stilstaat, zal na 5 seconden tijdelijk de functionering
van de chronometer onderbroken worden en wordt
de chronometer met de initiรซle weergave "0โ00โโ00"
weergegeven. Met een volgende druk op de knop
FLASH (3) of een commando (optioneel๎ท๎ซ๎ซ๎ถ๎๎๎๎ง๎๎ฅ๎ฆ
GPS) zal de chronometer weer geactiveerd worden.
3
3
Fig 32
81

Opmerkingen
De FLASH-knop de dubbele functie van๎๎๎๎๎
activering knipperen groot licht en ๎๎๎๎๎๎๎๎๎๎ van de
LAP-chronometer (indicatie begin nieuwe ronde) als
de LAP-functie geactiveerd is.
Opmerkingen
De functie TRIP FUEL altijd de prioriteit๎๎๎๎๎
ten opzichte van de functie LAP: de weergave van de
functie LAP van de chronometer zal automatisch
onderbroken worden, en de TRIP FUEL informatie
wordt weergegeven, als de functie TRIP FUEL en de
functie LAP geactiveerd zijn.๎๎๎๎๎๎๎๎๎๎๎๎๎๎
Registratie LAP
Het is mogelijk om de rondetijd van in totaal 30
rondes achtereen op te slaan als de functie LAP
geactiveerd is.
Functionering:
โmet een eerste druk op de knop FLASH (3) of
een commando (optioneel GPS)๎๎๎๎๎๎๎๎๎๎๎
wordt de chronometer weergegeven met een
resolutie van een tiende seconde ("0โ00โโ0");
โmet een tweede druk op de knop FLASH (3) of
een commando (optioneel GPS)๎๎๎๎๎๎๎๎๎๎๎
toont het instrumentenpaneel op het display 5
seconden lang het nummer en de tijd van de
afgelegde ronde met een resolutie van een
honderdste seconde;
โna 5 seconden toont het instrumentenpaneel de
chronometer van de nieuwe ronde.
โals de langer dan 5 seconden stil๎๎๎๎๎๎๎๎๎๎
๎๎๎๎๎๎ staan, zal tijdelijk de functionering van de
chronometer onderbroken worden en wordt de
chronometer met de initiรซle weergave
"0โ00โโ00" weergegeven;
โMet een volgende druk op de knop FLASH (3) of
een commando (optioneel GPS) zal๎๎๎๎๎๎๎๎๎๎๎
de chronometer weer geactiveerd worden.
De chronometer begint vanaf nul te tellen tot de
ronde afgerond wordt of de registratiefunctie
gedeactiveerd wordt als de rondetijd niet binnen 9
minuten, 59 seconden en 99 honderdsten gestopt
wordt.
De rondes worden van 01 tot 30 genummerd: zodra
de eerste 30 rondes voltooid zijn, zal het
instrumentenpaneel de informatie beginnende bij
ronde 01 overschrijven.
Als de functie LAP onderbroken en vervolgens weer
geactiveerd wordt, maar de rondes in het geheugen
niet worden gewist, zal de informatie van de ronde
82

over de gegevens van de minst recente ronde
worden geschreven. Voorbeeld: als u in totaal 34
rondes afgelegd zonder dat u gegevens wist,๎๎๎๎๎
zal het instrumentenpaneel de eerste 30 rondes
opslaan en vervolgens de eerste 4 rondes
overschrijven. Bij een volgende key-on of als de LAP
functie opnieuw geactiveerd wordt en er geen
rondes gewist zijn, zal het instrumentenpaneel de
gegevens opslaan beginnende bij ronde 05.
Bij elke ronde wordt het volgende opgeslagen:
โnr. 30 rondetijden (tijd tussen en stop);๎๎๎๎๎
โnr. 30 max. TPM-waarden (maximum TPM-
waarde die tijdens een ronde bereikt is);
โnr. 30 max. snelheidswaarden (maximum
snelheid die tijdens een ronde bereikt is).
83

Functies menu 2
De functies van MENU 2 zijn:
โBuitentemperatuur
โActueel verbruik (CONS.)
โGemiddeld verbruik (CONS. AVG)
โGemiddelde snelheid (SPEED AVG)
Met een druk op de knop (2) kunt u de volgende
functies in MENU 2 verrichten.
2
Fig 33
84

Buitentemperatuur
Het instrumentenpaneel toont de
buitentemperatuur in de ingestelde meeteenheid
(ยฐC of ยฐF), de indicatie van de ingestelde
meeteenheid en "T AIR". De gemeten temperatuur
wordt weergegeven als deze tussen de -39 ยฐC en
+124 ยฐC (of tussen -38 ยฐF +255 ยฐF) ligt. In het geval
van afwijkende temperaturen (< lager dan -39 ยฐC of
> hoger dan +124 ยฐC) worden drie streepjes " - - - " en
de meeteenheid weergegeven.
Het instrumentenpaneel voor de waarde van๎๎๎๎๎
de temperatuur drie knipperende streepjes " - - - " en
de meeteenheid weer, het EOBD-lampje gaat
branden en op het display wordt de foutmelding
(ENG.) weergegeven als de temperatuursensor een
storing ๎๎๎๎๎๎๎๎๎
U ziet "- - -" en de meeteenheid als het
instrumentenpaneel geen informatie over de
buitentemperatuur ontvangt.
Opmerkingen
Bij een stilstaand kan de warmte van๎๎๎๎๎๎๎๎
de motor de temperatuurweergave beรฏnvloeden.
Fig 34
85

Actueel verbruik
Het instrumentenpaneel berekent het actuele
verbruik van het ๎๎๎๎๎๎๎๎ ๎๎๎๎๎ en dit gegeven
samen met de ingestelde meeteenheid en het
bericht CONS. weer.
De berekening wordt uitgevoerd afhankelijk van de
hoeveelheid gebruikte brandstof en de afgelegde
afstand in de laatste seconde. Het gegeven wordt
uitgedrukt in de ingestelde meeteenheid: liter/100
km, mpg UK of mpg USA.
De berekening wordt alleen uitgevoerd als de motor
draait en het beweegt (er wordt geen๎๎๎๎๎๎๎๎
rekening gehouden met een onderbreking van de rit
als de snelheid gelijk aan 0 km/h is en/of de motor is
uitgeschakeld). Gedurende de fase dat er geen
berekening verricht wordt, ziet u op het display drie
streepjes "- -. - " die de waarde van het actuele
verbruik voorstellen.
Opmerkingen
In het MENU SETTING kunt u de meeteenheid
"Verbruik" (Gemiddeld en Actueel op๎๎๎๎๎๎๎๎๎๎๎๎๎๎๎
L/100 of km/L instellen met de functie UNITS
SETTING.
Fig 35
86

Gemiddeld verbruik
Het instrumentenpaneel berekent het gemiddelde
verbruik van het ๎๎๎๎๎๎๎๎ ๎๎๎๎๎ en dit gegeven
samen met de ingestelde meeteenheid en "CONS.
AVGโ weer. De berekening wordt verricht a.d.h.v. de
gebruikte hoeveelheid brandstof en de afstand die
sinds de laatste reset van TRIP A is afgelegd. Het
gegeven wordt gereset en het eerst beschikbare
gegeven wordt 10 seconden na de reset
weergegevens als TRIP A gereset wordt. Tijdens de
eerste 10 seconden, als er nog geen waarde
beschikbaar is, worden op het display drie streepjes
"- - . - " weergegeven die de waarde van het
gemiddelde verbruik voorstellen. Het gegeven
wordt uitgedrukt in de ingestelde meeteenheid
(liter/100 km, mpg UK of mpg USA). De actieve
berekeningsfase vindt plaats als de motor ๎๎๎๎๎๎๎ is.
Dit geldt ook als het stilstaat (de๎๎๎๎๎๎๎๎
onderbrekingen van de rit waarbij u de motor
uitschakelt, worden niet in beschouwing genomen).
Fig 36
87

Opmerkingen
In het MENU SETTING kunt u de meeteenheid
"Verbruik" (Gemiddeld en Actueel op๎๎๎๎๎๎๎๎๎๎๎๎๎๎๎
L/100 of km/L instellen met de functie UNITS
SETTING.
88

Gemiddelde snelheid
Het instrumentenpaneel berekent de gemiddelde
snelheid van het en dit gegeven๎๎๎๎๎๎๎๎ ๎๎๎๎๎
samen met de ingestelde meeteenheid en het
bericht SPEED AVG. weer. De berekening wordt
verricht a.d.h.v. de ruimte en de tijd die sinds de
laatste reset van TRIP A is verstreken. Het gegeven
wordt gereset en het eerst beschikbare gegeven
wordt 10 seconden na de reset weergegevens als
TRIP A gereset wordt. Tijdens de eerste 10 seconden,
als er nog geen informatie beschikbaar is, worden op
het display drie streepjes "- - -" als gemiddelde
snelheid weergegeven. De actieve berekeningsfase
vindt plaats als de motor ๎๎๎๎๎๎๎ is. Dit geldt ook als
het stilstaat (de onderbrekingen van de rit๎๎๎๎๎๎๎๎
waarbij u de motor uitschakelt, worden niet in
beschouwing genomen). De weergegeven
gemiddelde snelheid is 5% hoger dan de gemeten
snelheid zodat de waarde is uitgelijnd met de
snelheid van het ๎๎๎๎๎๎๎๎๎
Fig 37
89

Opmerkingen
In het MENU SETTING kunt u met de functie
UNITS SETTING de meeteenheden van de snelheid
(en de gelijktijdig afgelegde ruimte) van km/h (en
km) naar mph (en mi) wijzigen.
90

Secundaire functies
DDA
Het instrumentenpaneel informatie over de๎๎๎๎๎
staat van de DDA als uw met de DDA๎๎๎๎๎๎๎๎๎๎
uitgerust is.
De DDA is geactiveerd en de gegevens๎๎๎๎๎๎๎๎๎๎๎
als het bericht "DDA" weergegeven wordt.
De DDA is niet geactiveerd als het bericht DDA niet
weergegeven wordt.
Fig 38
91

GPS (optioneel)
Het instrumentenpaneel uitsluitend๎๎๎๎๎
informatie over het GPS-systeem als een optioneel
GPS-systeem aanwezig is. Het instrumentenpaneel
๎๎๎๎๎ de staat van de GPS-ontvanger aan als de
๎๎๎๎๎๎๎๎๎๎ hiermee is uitgerust. Als het bericht
"GPS" niet-knipperend wordt weergegeven, is het
GPS-systeem correct verworven en wordt het
satellietsignaal ontvangen. Als het bericht "GPS"
knipperend wordt weergegeven, is het GPS-systeem
niet correct verworven, wordt het satellietsignaal
niet ontvangen of het GPS-systeem een๎๎๎๎๎๎๎๎
storing. Het GPS-systeem is niet aanwezig als het
bericht "GPS" gedeactiveerd is.
Het GPS-systeem kan ook als finish van de functie
LAP worden gebruikt. In dit geval zal het GPS-
systeem het commando "nieuwe ronde" geven.
Om automatisch bij iedere ronde de te๎๎๎๎๎๎๎๎๎๎๎๎
kunnen herkennen, slaat de GPS de coรถrdinaten van
de finish op in het geheugen. Voor het opslaan van
de coรถrdinaten moet u de eerste keer dat u over de
finish komt op de knop FLASH (3) drukken.
3
Fig 39
92

Aanduiding onderhoud (SERVICE)
Deze indicatie is bedoeld om de gebruiker erop te
๎๎๎๎๎๎๎๎๎๎ wanneer hij zich voor het
geprogrammeerde onderhoud aan๎๎๎๎๎๎๎๎๎๎๎๎๎๎
het naar een Erkende Ducati Garage moet๎๎๎๎๎๎๎๎
begeven.
De indicaties kunnen uitsluitend door de Erkende
Ducati Garage die het onderhoud verricht gereset
worden.
โOIL SERVICE = 12000 km.
โDESMO SERVICE = 24000 km.
Fig 40
93

Indicatie OIL SERVICE nul
De eerste ๎ซ๎ฉ๎๎๎ถ๎๎ซ๎ป๎๎ท๎๎๎ป๎ถ๎ die wordt aangegeven is
OIL SERVICE zero. Deze aanduiding wordt
geactiveerd zodra de de eerste 1000๎ฆ๎๎ง๎ซ๎จ๎๎บ๎๎ถ๎๎๎ง๎ง๎๎ถ
km (600 mijl) ๎๎๎ฉ๎๎๎๎๎๎
De indicatie bestaat bij elke key-on uit de 5
seconden lang knipperende weergave van het
bericht "SERVICE", het symbool Oil en het bericht
"OIL". Na deze 5 seconden worden het bericht
"SERVICE" en het symbool Oil weergegeven tot de
volgende Key-OFF, of tot deze indicatie door de
Erkende Ducati Garage wordt gereset.
Fig 41
94

Aanduiding OIL SERVICE of DESMO SERVICE
countdown
Na de eerste reset van de aanduiding "OIL SERVICE
zero" (1000 km - 600 mijl) het๎๎๎บ๎๎๎๎๎ถ๎
instrumentenpaneel het tellen van het resterende
aantal kilometer (mijl) tot de volgende ๎ท๎๎ถ๎๎๎๎๎๎๎ป๎ถ๎๎
"OIL SERVICE" (A) of "DESMO SERVICE" (B).
De indicatie van de kilometerstand wordt bij elke
Key-On 2 seconden lang weergegeven. Als 1000 km
(600 mijl) tot de drempel van de ๎ท๎๎ถ๎๎๎๎๎๎๎ป๎ถ๎
ontbreekt, zal de indicatie echter bij elke Key-On 5
seconden geactiveerd worden.
Bij key-on worden het bericht "SERVICE" en het
symbool Oil of het symbool Desmo niet-knipperend
weergegeven in combinatie met het aantal
kilometers dat ontbreekt tot de drempel van de
๎ท๎๎ถ๎๎๎๎๎๎๎ป๎ถ๎ is bereikt.
A
Fig 42
B
Fig 43
95

Indicatie OIL SERVICE of DESMO
SERVICE
Zodra de limiet van de bereikt is, wordt๎ท๎๎ถ๎๎๎๎๎๎๎ป๎ถ๎
het bericht met de noodzakelijke ๎ท๎๎ถ๎๎๎๎๎๎๎ป๎ถ๎
geactiveerd: "OIL SERVICE" (A) of "DESMO
SERVICE" (B).
De indicatie bestaat bij elke key-on uit de 5
seconden lang knipperende weergave van het
bericht "SERVICE", het symbool Oil of het symbool
Desmo en het bericht "OIL" of het bericht "DESMO".
Na deze 5 seconden worden het bericht "SERVICE"
en het symbool Oil of het symbool Desmo
weergegeven tot de volgende ๎ฆ๎๎๎พ๎ซ๎๎๎ of tot deze
indicatie door de Erkende Ducati Garage wordt
gereset.
A
Fig 44
B
Fig 45
96

Aanduiding storingen
Het instrumentenpaneel ๎๎๎๎๎๎ถ๎ de signalering van
storingen zodat in reรซle tijd afwijkend gedrag van
het vastgesteld kan worden.๎๎ซ๎๎ถ๎๎ป๎๎
Bij Key-On zal in het geval van storingen op het
instrumentenpaneel het EOBD-lampje (A) (in het
geval van storingen verbonden aan de
motorregeleenheid) of het lampje Algemene storing
(B) (voor elke andere storing) gaan branden.
Bovendien wordt de pagina Fouten van het
SETTING MENU geopend. Bij een normale werking
van het zal in het geval van een storing op๎๎ซ๎๎ถ๎๎ป๎๎
het instrumentenpaneel het EOBD-lampje (A) (in
het geval van storingen verbonden aan de
motorregeleenheid) of het lampje Algemene storing
(B) (voor elke andere storing) gaan branden.
Bovendien wordt de pagina Fouten van het
SETTING MENU geopend.
Om de fouten te kunnen weergeven, dient u het
Menu te openen, met de knoppen (1) en (2)๎ฐ๎๎บ๎๎๎ฉ๎
de aanduiding "ERR." (in het geval van actieve
fouten is dit de eerste beschikbare pagina)
selecteren en op de knop (4) te drukken.
Het instrumentenpaneel toont niet-knipperend het
bericht "ERR." en:
โniet-knipperend de aanduiding van het type
fout;
โniet-knipperend het bericht EXIT en knipperend
het kader.
Als er meer actieve fouten aanwezig zijn, zullen de
aanduidingen van de verschillende fouten
achtereenvolgens 3 seconden lang elk worden
weergegeven. Als er een storing geactiveerd wordt,
zal onmiddellijk het EOBD lampje of het lampje
Algemene Storing gaan branden.
2
1
4
A B
Fig 46
97

Let op
Raadpleeg altijd een Dealer of een erkende
Ducati Garage als รฉรฉn of meerdere storingen
weergegeven worden.
98

Beschrijving weergegeven
foutmeldingen
Weergegeven storing Beschr๎คving
CAN LINE BUS OFF CAN ๎ง๎ค๎ฉ
UNK-D Regeleenheid niet door systeem erkend - SW verkeerd
ABS ABS-regeleenheid niet op correcte ๎๎ซ๎จ๎จ๎ป๎ฉ๎๎๎๎๎ถ๎ ๎ฉ๎๎๎บ๎ค๎๎ป๎ฉ๎๎บ๎๎ซ๎ฉ๎๎๎ถ๎ ๎๎ค๎๎
BBS BBS-regeleenheid niet op correcte ๎๎ซ๎จ๎จ๎ป๎ฉ๎๎๎๎๎ถ๎ ๎ฉ๎๎๎บ๎ค๎๎ป๎ฉ๎๎บ๎๎ซ๎ฉ๎๎๎ถ๎ ๎๎ค๎๎
Algemene storing de functionering van de BBS-regeleenheid๎บ๎ค๎๎๎ฉ๎ท
Storing functionering motor uitlaatklep
DSB DSB-regeleenheid niet op correcte ๎๎ซ๎จ๎จ๎ป๎ฉ๎๎๎๎๎ถ๎ ๎ฉ๎๎๎บ๎ค๎๎ป๎ฉ๎๎บ๎๎ซ๎ฉ๎๎๎ถ๎ ๎๎ค๎๎
ELOCK E-Lock-regeleenheid niet op correcte ๎๎ซ๎จ๎จ๎ป๎ฉ๎๎๎๎๎ถ๎ ๎ฉ๎๎๎บ๎ค๎๎ป๎ฉ๎๎บ๎๎ซ๎ฉ๎๎๎ถ๎ ๎๎ค๎๎
Algemene storing de functionering van de E-Lock-regeleenheid๎บ๎ค๎๎๎ฉ๎ท
Storing functionering sleutel-antenne (Immobilizer)
ENG. ECU-regeleenheid niet op correcte ๎๎ซ๎จ๎จ๎ป๎ฉ๎๎๎๎๎ถ๎ ๎ฉ๎๎๎บ๎ค๎๎ป๎ฉ๎๎บ๎๎ซ๎ฉ๎๎๎ถ๎ ๎๎ค๎๎
Algemene storing de functionering van de ECU-regeleenheid๎บ๎ค๎๎๎ฉ๎ท
Storing gasklep positiesensor
Storing gashendel positiesensor
Storing relais of motor gasklep
Storing druksensor
99

Weergegeven storing Beschr๎คving
Storing temperatuursensor koelvloeistof motor
Storing temperatuursensor lucht aanzuigleiding
Storing relais injectie
Storing ontstekingsbougie
Storing inspuitventiel
Storing toerentalsensor motor
Storing lambdasonde of verwarmer lambdasonde
Storing relais ๎ท๎บ๎๎ถ๎ ๎๎ซ๎๎ถ๎๎ป๎๎
Storing functionering quick schakelaar๎ท๎๎๎๎
Storing secundaire luchtsensor
GEAR Storing functionering versnellingssensor
FUEL Storing functionering NTC-sensor reserve
SPEED Storing functionering snelheidssensor voor en/of achter
BATT. Accuspanning te hoog of te laag
STOP Remlicht niet๎๎ป๎ฉ๎๎บ๎๎ซ๎ฉ๎๎๎ถ๎
FAN Storing elektro-koelventilator
STAND Storing sensor ๎๎ค๎ท๎บ๎๎ฉ๎๎๎๎ถ๎
100

Opmerkingen
De aanduiding "FAN" kan tevens worden geactiveerd door een storing aan de BBS-regeleenheid als
deze niet langer correct met de ventilatoren kan communiceren. Let goed op de aanduiding van de temโ
peratuur van de motor.
101

Tabel iconen storing
FOUTMELDING FOUT
BBS Black Box-regeleenheid
ABS ABS-besturing
DSB Regeleenheid instrumentenpaneel
ELOCK Regeleenheid E-LOCK
ENG. ECU
CAN Can Bus OFF
UNK-D Compatibiliteit๎ฐ๎ซ๎๎๎๎๎ถ๎
FAN Koelventilator
BATT. Accuspanning
STOP Remlicht achterlicht
STAND Sensor ๎๎ค๎ท๎บ๎๎ฉ๎๎๎๎ถ๎
GEAR Versnellingssensor
SPEED Snelheidssensor
FUEL Sensor brandstofreserve
102

Opmerkingen
De aanduiding "FAN" kan tevens worden geactiveerd door een storing aan de BBS-regeleenheid als
deze niet langer correct met de ventilatoren kan communiceren. Let goed op de aanduiding van de temโ
peratuur van de motor.
103

Menu ๎ท๎๎บ๎๎๎ฉ๎
Met dit menu kunt u de diverse functies van het
๎๎ซ๎๎ถ๎๎ป๎๎ activeren/deactiveren en instellen.
Houd bij de Key-On en een reรซle snelheid van het
๎๎ซ๎๎ถ๎๎ป๎๎ (lager of gelijk aan) 20 km/h (12 mph) deโค
knop (2) 3 seconden lang ingedrukt om het MENU
SETTING te kunnen openen. In dit menu is het niet
langer mogelijk om de andere functies weer te
geven.
In het MENU SETTING worden de volgende functies
weergegeven:
โRiding mode (R.M.)
โ๎๎๎บ๎๎๎ถ๎ (BAT.)
โBack light (B.L.)
โLAP (LAP)
โDDA (DDA)
โClock (CLK)
โPIN code (PIN)
โRPM (RPM)
โUnits (UNT)๎ท๎๎บ๎๎๎ฉ๎
โErrors (ERR.) (uitsluitend als er actieve
foutmeldingen zijn)
Belangrijk
Om veiligheidsredenen raden wij u aan om dit
menu uitsluitend bij stilstaande motor te gebruiken.
Met een druk op de knoppen (1) en (2) kunt u รฉรฉn voor
รฉรฉn de instelbare parameters aangeven: met de
knop (1) u de vorige parameter aan en met de๎๎๎๎๎
knop (2) u de volgende parameter aan.๎๎๎๎๎
Met een druk op de knop (4) wordt de MENU-pagina
behorende bij de gekozen parameter geopend,
nadat u de parameter bevestigd ๎๎๎๎๎๎
De pagina MENU is niet beschikbaar als de functie
ontbreekt of tijdelijk gedeactiveerd is.
Geef "EXIT" aan en druk op de knop BEVESTIGING
MENU 4 om het MENU SETTING te kunnen
verlaten.
Opmerkingen
De aanduidingen SETTING MENU en EXIT
worden in het MENU SETTING en de submenu's
ervan weergegeven.
Opmerkingen
Als het MENU SETTING geactiveerd is, kan er
niet langer langs de andere functies van MENU 1 en
MENU 2 worden gelopen.
104

2
4
1
2
2
2
1
1 1 2
1 2
1 2
11
2
1
2
2
1
2
1
2
1
Fig 47
106

Aanpassing van de rijstijl (RIDING
MODE)
U kunt de verschillende instellingen van elke rijstijl
personaliseren.
Open het MENU SETTING.
Selecteer de aanduiding R.M. (Riding Mode) met
een druk op de knop (1) of de knop (2). Druk op de
knop BEVESTIGING MENU (4) als u de functie
gekozen heeft.
Het menu R.M. (Riding Mode) wordt geopend.
Bij het betreden van de functie worden op het
display de drie mogelijke rijstijlen (RACE, SPORT of
WET) weergegeven. Met een druk op de knoppen (1)
en (2) kunt u de rijstijl aanduiden die u wilt aanpassen
(in dit geval knippert de pijl naast de gekozen rijstijl).
Met een druk op de knop BEVESTIGING MENU (4)
kunt u de gekozen rijstijl aanpassen.
U verlaat het submenu en u terug naar hetkeert
vorige menu door "EXIT" te kiezen en op de knop (4)
te drukken.
De volgende parameters kunt u voor elke rijstijl
instellen:
โENGINE
โEBC
โDTC
4
1
2
4
4
2 2
2
1 1
1
Fig 48
107

โABS
โ
DQS
โDEFAULT (om voor elke afzonderlijke rijstijl de
door Ducati ingestelde parameters te
herstellen)
Bij de betreding van het menu voor de aanpassing
van de gekozen rijstijl wordt automatisch de
parameter ENGINE (deze parameter knippert)
weergegeven. Met een druk op de knoppen (1) en (2)
kunt u cyclisch door het menu lopen en รฉรฉn voor รฉรฉn
de aanwezige informatie selecteren (de gekozen
parameter aan de hand van de volgendeknippert)
volgorde:
โENGINE
โEBC
โDTC
โABS
โDQS
โMEMORY
โEXIT
โDEFAULT
U verlaat het submenu en u terug naar hetkeert
vorige menu door "EXIT" te kiezen en op de knop (4)
te drukken.
Let op
We raden u aan om de parameters uitsluitend
te wijzigen als u bekend bent met de "Set-up" van
het Gebruik de "DEFAULT"-functie om devoertuig.
parameters te herstellen als u ongewenst de
parameters wijzigt.
108

4
1
2
2
1
2
1
2
1
2
2
22
2
11
1
1
1
Fig 49
109

Aanpassing van de rijstijl: de
parameters van een Riding Mode
opslaan
Voor elke afzonderlijke rijstijl kunnen de eerder
ingestelde parameters worden opgeslagen.
Sla de instellingen van de parameters van een Riding
Mode op door het MENU SETTING te openen.
Selecteer vervolgens met de knoppen (1) en (2) de
aanduiding R.M. (Riding Mode) en druk op de knop
(4). Selecteer vervolgens de rijstijl die u wilt wijzigen
met behulp van de knoppen (1) en (2) en druk ter
bevestiging op de knop (4). Selecteer daarna met de
knoppen (1) en (2) het bericht "MEMORY"
(knipperende parameter) en houd de knop (4) 2
seconden lang ingedrukt.
De gewijzigde parameter wordt in het geheugen
bewaard, ook als de accuspanning wordt
onderbroken. U verlaat het submenu en u keert
terug naar het vorige menu door "EXIT" te kiezen en
op de knop (4) te drukken
4
4
1
2
12
Fig 50
110

Let op
We raden u aan om de parameters uitsluitend
te wijzigen als u bekend bent met de "Set-up" van
het Gebruik de "DEFAULT"-functie om devoertuig.
parameters te herstellen als u ongewenst de
parameters wijzigt.
111

Aanpassing van de rijstijl: instelling
EBC-niveau
Met deze functie kunt u het interventieniveau van
het antiblokkeringssysteem van het achterwiel
(EBC) instellen of dit systeem voor elke rijstijl
activeren of deactiveren.
Open het MENU SETTING.
Kies de aanduiding "R.M." met behulp van de knop
(1) of de knop (2).
Druk op de knop BEVESTIGING MENU (4) als u de
functie gekozen heeft.
Het menu R.M. (Riding Mode) wordt geopend.
Kies de gewenste rijstijl (RACE, SPORT of WET) met
een druk op de knop (1) of de knop (2).
Zodra u de gewenste rijstijl gekozen (de pijlheeft
naast de rijstijl drukt u op de knopknippert),
BEVESTIGING MENU (4).
Het menu waarin u de gekozen rijstijl kunt
personaliseren wordt geopend. Kies de parameter
die u wilt personaliseren (EBC) met een druk op de
knop (1) of de knop (2). Druk op de knop
BEVESTIGING MENU (4) als u de gewenste
parameter gekozen heeft.
Bij het betreden van de functie begint het niveau of
de staat van de EBC die is ingesteld te knipperen.
Selecteer het gewenste nieuwe interventieniveau (1,
2 of 3) of het symbool " โ " (dit is de staat "OFF") met
de knoppen (1) en (2) en druk ter bevestiging van uw
keuze op de knop (4). De waarde stopt automatisch
met knipperen en EXIT wordt aangeduid.
U kunt het menu afsluiten en naar de vorige
weergave terugkeren door "EXIT" aan te duiden en
op de knop (4) te drukken. Het instrumentenpaneel
keert terug naar het vorige niveau van het menu en
duidt automatisch MEMORY aan.
Opmerkingen
Om de nieuwe configuratie van de parameter
EBC op te slaan, moet u de procedure "parameters
van een Riding Mode opslaan", beschreven in de
paragraaf "parameters van een Riding Mode
opslaan", verrichten. Als de gebruiker het menu voor
de aanpassing van de Riding Modes afsluit zonder
dat hij/zij de procedure voor het opslaan van de
parameters verricht, zullen de gekozen configuraties
verloren gaan.
112

4
1
2
4
2
1
2
4
4
2 1
Fig 51
113

4
1
2
4
2
1
2
4
4
2 1
Fig 52
115

Aanpassing rijstijl: activering /
deactivering DQS
Met deze functie kunt u de DQS voor iedere rijstijl
activeren of deactiveren.
Open het MENU SETTING. Selecteer de aanduiding
R.M. (Riding Mode) met een druk op de knop (1) of de
knop (2).
Druk op de knop BEVESTIGING MENU (4) als u de
functie gekozen heeft.
Het menu R.M. (Riding Mode) wordt geopend. Kies
de gewenste rijstijl (RACE, SPORT of WET) met een
druk op de knop (1) of de knop (2).
Zodra u de gewenste rijstijl gekozen (de pijlheeft
naast de rijstijl drukt u op de knopknippert),
BEVESTIGING MENU (4).
Het menu waarin u de gekozen rijstijl kunt
personaliseren wordt geopend. Kies de parameter
die u wilt personaliseren (DQS) met een druk op de
knop (1) of de knop (2).
Druk op de knop BEVESTIGING MENU (4) als u de
gewenste parameter gekozen heeft.
Bij het betreden van de functie begint de zojuist
gekozen staat van de DQS te knipperen.
De mogelijke staten zijn ON of OFF.
Selecteer de gewenste nieuwe staat met de
knoppen (1) en (2) en druk ter bevestiging van uw
keuze op de knop (4). De waarde stopt automatisch
met knipperen en "EXIT" wordt aangeduid.
U kunt het menu afsluiten en naar de vorige
weergave terugkeren door "EXIT" aan te duiden en
op de knop (4) te drukken. Het instrumentenpaneel
keert naar het vorige niveau van het menu terug en
duidt automatisch "MEMORY" aan.
Opmerkingen
Om de nieuwe configuratie van de parameter
DQS op te slaan, moet u de procedure "parameters
van een Riding Mode opslaan", beschreven in de
paragraaf "parameters van een Riding Mode
opslaan", verrichten. Als de gebruiker het menu voor
de aanpassing van de Riding Modes afsluit zonder
dat hij/zij de procedure voor het opslaan van de
parameters verricht, zullen de gekozen configuraties
verloren gaan.
116

4
1
2
4
2
4
4
2
1
2 1
Fig 53
117

Aanpassing van de rijstijl: regeling
ABS
Met deze functie kunt u het interventieniveau van
het ABS instellen of kunt u het ABS-systeem voor de
rijstijl deactiveren. Open het MENU SETTING.
Selecteer de aanduiding R.M. (Riding Mode) met
een druk op de knop (1) of de knop (2).
Druk op de knop BEVESTIGING MENU (4) als u de
functie gekozen ๎๎๎๎๎๎
Het menu R.M. (Riding Mode) wordt geopend. Kies
de gewenste rijstijl (RACE, SPORT of WET) met een
druk op de knop (1) of de knop (2).
Zodra u de gewenste rijstijl gekozen (de pijl๎๎๎๎๎
naast de rijstijl drukt u op de knop๎๎๎๎๎๎๎๎๎๎
BEVESTIGING MENU (4). Het menu waarin u de
gekozen rijstijl kunt personaliseren wordt geopend.
Kies de parameter die u wilt personaliseren (ABS)
met een druk op de knop (1) of de knop (2). Druk op
de knop BEVESTIGING MENU (4) als u de gewenste
parameter gekozen ๎๎๎๎๎๎
Bij het betreden van de functie begint het niveau of
de staat van de ABS die is ingesteld te knipperen.
Selecteer het gewenste nieuwe interventieniveau
(van 1 tot 3) of het symbool " โ " (dit is de staat ๎๎๎๎๎๎
met de knoppen (1) en (2) en druk ter bevestiging van
uw keuze op de knop (4). De waarde stopt
automatisch met knipperen en "EXIT" wordt
aangeduid.
U kunt het menu afsluiten en naar de vorige
weergave terugkeren door "EXIT" aan te duiden en
op de knop (4) te drukken. Het instrumentenpaneel
๎๎๎๎๎ naar het vorige niveau van het menu terug en
duidt automatisch "MEMORY" aan.
Opmerkingen
Om de nieuwe configuratie van de parameter
ABS op te slaan, moet u de procedure "parameters
van een Riding Mode opslaan", beschreven in de
paragraaf "parameters van een Riding Mode
opslaan", verrichten. Als de gebruiker het menu voor
de aanpassing van de Riding Modes afsluit zonder
dat hij/zij de procedure voor het opslaan van de
parameters verricht, zullen de gekozen configuraties
verloren gaan.
118

Opmerkingen
De procedure voor het activeren of deactiveren
van het ABS-systeem wordt uitgevoerd als u met
deze functie het ABS-systeem of๎๎๎๎๎๎๎๎๎
๎๎๎๎๎๎๎๎๎๎๎ en dus zal de status van gedeactiveerd
naar geactiveerd en omgekeerd wijzigen: de status
van de ABS-regeleenheid wordt niet onmiddellijk
gewijzigd. Daar is echter ongeveer 6 seconden voor
nodig.
119

4
1
2
4
2
1
2
4
4
2 1
Fig 54
120

Aanpassing van de rijstijl: regeling
motor
Met deze functie kunt u de motor voor elke rijstijl
instellen.
Open het MENU SETTING. Selecteer de aanduiding
R.M. (Riding Mode) met een druk op de knop (1) of de
knop (2).
Druk op de knop BEVESTIGING MENU (4) als u de
functie gekozen Het menu R.M. (Ridingheeft.
Mode) wordt geopend.
Kies de gewenste rijstijl (RACE, SPORT of WET) met
een druk op de knop (1) of de knop (2). Zodra u de
gewenste rijstijl heeft gekozen (de pijl naast de rijstijl
knippert), drukt u op de knop BEVESTIGING MENU
(4).
Het menu waarin u de gekozen rijstijl kunt
personaliseren wordt geopend.
Kies de parameter die u wilt personaliseren
(ENGINE) met een druk op de knop (1) of de knop (2).
Druk op de knop BEVESTIGING MENU (4) als u de
gewenste parameter gekozen heeft.
Bij de betreding van de functie begint het actueel
ingestelde vermogen van de motor (HIGH, MED of
LOW) te knipperen. Selecteer het gewenste nieuwe
vermogen van de motor met de knoppen (1) en (2) en
druk ter bevestiging van uw keuze op de knop (4). De
waarde stopt automatisch met knipperen en "EXIT"
wordt aangeduid.
U kunt het menu afsluiten en naar de vorige
weergave terugkeren door "EXIT" aan te duiden en
op de knop (4) te drukken. Het instrumentenpaneel
keert naar het vorige niveau van het menu terug en
duidt automatisch "MEMORY" aan.
Opmerkingen
Om de nieuwe configuratie van de parameter
ENGINE op te slaan, moet u de procedure
"parameters van een Riding Mode opslaan",
beschreven in de paragraaf "parameters van een
Riding Mode opslaan", verrichten. Als de gebruiker
het menu voor de aanpassing van de Riding Modes
afsluit zonder dat hij/zij de procedure voor het
opslaan van de parameters verricht, zullen de
gekozen configuraties verloren gaan.
121

Aanpassing van de rijstijl: reset van
de standaardinstellingen
Met deze functie kunnen de door Ducati ingestelde
parameters voor de afzonderlijke rijstijlen worden
hersteld. Open het MENU SETTING.
Selecteer de aanduiding R.M. (Riding Mode) met
een druk op de knop (1) of de knop (2). Druk op de
knop BEVESTIGING MENU (4) als u de functie
gekozen heeft. Het menu R.M. (Riding Mode) wordt
geopend. Kies de gewenste rijstijl (RACE, SPORT of
WET) met een druk op de knop (1) of de knop (2).
Zodra u de gewenste rijstijl gekozen (de pijlheeft
naast de rijstijl drukt u op de knopknippert),
BEVESTIGING MENU (4).
Het menu waarin u de gekozen rijstijl kunt
personaliseren wordt geopend. Kies de parameter
die u wilt personaliseren (DEFAULT) met een druk op
de knop (1) of de knop (2). Als u de vereiste parameter
heeft aangegeven, drukt u 2 seconden lang op de
knop BEVESTIGING MENU (4).
Het herstellen van de parameters duurt 2 seconden.
Binnen deze tijd worden op het display het bericht
"DEFAULT" en het kader niet-knipperend
weergegeven. Vervolgens wordt automatisch het
bericht "EXIT" weergegeven.
4
1
2
4
Fig 56
123

Digitale weergave toerental (RPM)
Met deze functie kan digitaal het ๎จ๎ซ๎บ๎ซ๎ถ๎๎ซ๎๎ถ๎๎ฉ๎บ๎๎ง
worden weergegeven (dit wordt aangeraden voor
een nauwkeurigere afstelling van het stationaire
toerental).
Open het MENU SETTING. Kies de aanduiding RPM
met behulp van de knop (1) of de knop (2).
Druk op de knop BEVESTIGING MENU (4) als u de
functie gekozen ๎๎๎๎๎๎
Op het display wordt het toerental als getal met een
nauwkeurigheid van 50 tpm aangegeven en wordt
het overeenkomstige aantal balkjes van de toerental
bargraph weergegeven.
Het gegeven van het toerental wordt aangeduid met
vijf streepjes "- - - - -" en de toerental bargraph
๎ฆ๎ฉ๎๎ณ๎ณ๎๎ถ๎ als het instrumentenpaneel geen
informatie ontvangt, ter indicatie dat de waarde niet
kan worden vastgesteld.
Geef "EXIT" aan en druk op de knop (4) om het menu
af te sluiten en naar de van het MENU๎ท๎บ๎๎ถ๎๎ณ๎๎๎๎ฉ๎
SETTING terug te keren.
Fig 57
125

Accuspanning
Met deze functie kunt u de spanning van de accu van
uw ๎๎ซ๎๎ถ๎๎ป๎๎ controleren. Open het MENU SETTING.
Selecteer de aanduiding BAT. ๎ฒ๎๎๎บ๎๎๎ถ๎๎ณ met een druk
op de knop (1) of de knop (2). Druk op de knop
BEVESTIGING MENU (4) als u de functie gekozen
๎๎๎๎๎๎ Het menu "BAT" wordt geopend. ๎ฒ๎๎๎บ๎๎๎ถ๎๎ณ
wordt geopend.
Op het display wordt op de volgende wijze de
informatie weergegeven:
โals de accuspanning lager is dan 11,0 V, wordt het
bericht "LOW" knipperend weergegeven;
โals de accuspanning tussen 11,0 en 11,7 V ligt,
wordt het gegeven knipperend aangegeven;
โals de accuspanning tussen 11,8 en 14,9 V ligt,
wordt het gegeven niet-knipperend
aangegeven;
โals de accuspanning tussen 15,0 en 16,0 V ligt,
wordt het gegeven knipperend aangegeven;
โals de accuspanning hoger is dan 15,0 V, wordt
het bericht "HIGH" knipperend weergegeven.
Fig 58
126

DDA
Met deze functie kunt u de DDA activeren of
deactiveren, het percentage van het geheugen dat
vol is weergeven en het geheugen van de DDA
wissen.
De pagina van de DDA is uitsluitend beschikbaar als
uw motor van een DDA voorzien is.
128

Activering / deactivering DDA
Open het MENU SETTING om de DDA-
gegevensverwerver te activeren/deactiveren. Kies
de aanduiding DDA met behulp van de knop (1) of de
knop (2).
Druk op de knop BEVESTIGING MENU (4) als u de
functie gekozen ๎๎๎๎๎๎
Het menu DDA wordt geopend.
Bij de betreding van de functie wordt de actueel
ingestelde staat van de DDA weergegeven: ON als
de DDA is geactiveerd of OFF als de DDA is
gedeactiveerd.
Met een druk op de knoppen (1) en (2) kunt u de
gewenste nieuwe staat selecteren (de keuze wordt
aangeduid door de knipperende weergave) en ter
bevestiging op de knop (4) drukken.
De ingestelde waarde van de staat wordt bijgewerkt
en de aanduiding niet langer.๎ฆ๎ฉ๎๎ณ๎ณ๎๎ถ๎
Geef "EXIT" aan en druk op de knop (4) om het menu
te verlaten en naar de vorige weergave terug te
keren.
Opmerkingen
Bij elke ๎ฆ๎๎๎พ๎ซ๎๎ wordt de DDA automatisch
door het instrumentenpaneel gedeactiveerd.
129

4
1
2
4
4
2 1
2 1
2
1
Fig 60
130

DDA-geheugen weergeven/wissen
Aan de hand van deze functie kunt u de staat van het
geheugen van de DDA weergeven en de gegevens
wissen die in het geheugen van de DDA zijn
opgeslagen.
Betreed de functie door het MENU SETTING te
openen, selecteer de aanduiding DDA met de
knoppen (1) en (2) en druk op de knop (4).
Bij de betreding van de functie wordt de staat van
het geheugen van de DDA in percentage aangeduid
met het niet-knipperende bericht "MEMORY" en de
numerieke aanduiding van de ruimte in het
geheugen (waarde uitgedrukt in percentage):
โ0 betekent dat het geheugen van de DDA niet is
bezet;
โXX betekent dat het geheugen van de DDA voor
de aangegeven waarde XX bezet is;
โ100 betekent dat het geheugen van de DDA
volledig bezet is.
U kunt het geheugen wissen als de DDA OFF is. Kies
het knipperende commando ERASE met behulp van
de knop (1) of de knop (2).
Bevestig uw keuze door 2 seconden lang de knop
BEVESTIGING MENU (4) ingedrukt te houden.
Na 2 seconden toont het instrumentenpaneel de
knipperende streepjes " - - - - - " net zolang als nodig
is om het geheugen helemaal te wissen (de tijd
varieert van 1 tot 128 seconden, geheel naargelang
het aantal te wissen gegevens).
Het instrumentenpaneel 2 seconden lang hetgeeft
bericht OK weer als het geheugen op correcte wijze
gewist is en werkt de staat van het geheugen dat op
het display wordt weergegeven bij. Het
instrumentenpaneel zal het percentage van het
geheugen dat gevuld is, weergeven als het wissen
van het geheugen niet gelukt is.
Geef "EXIT" aan en druk op de knop (4) om het menu
te verlaten en naar de vorige weergave terug te
keren.
Let op
De functie wissen van het geheugen en het
selecteren van de "ERASE"-toets zijn niet mogelijk
als de DDA op "ON" staat.
Let op
Laat de DDA nooit op de connector van de
bedrading aangesloten wanneer de motor niet
gebruikt wordt om te voorkomen dat de accu van de
motor leegloopt.
131

4
4
Fig 61
132

PIN CODE
Met deze functie kan de "tijdelijk"๎จ๎ซ๎บ๎ซ๎ถ๎๎๎๎บ๎ท
worden als het E-lock-systeem niet werkt.๎๎๎ท๎บ๎๎ถ๎
De PINCODE is niet in het ๎๎ซ๎๎ถ๎๎ป๎๎ aanwezig en
moet door de gebruiker geactiveerd worden door de
persoonlijke 4-cijferige pincode op het
instrumentenpaneel in te voeren, anders is de
tijdelijk van de motor in het geval van een๎ท๎บ๎๎ถ๎
storing niet mogelijk. Raadpleeg de procedure
"PINCODE Invoeren" om deze functie te kunnen
activeren.
Raadpleeg de procedure "PIN CODE wijzigen" om de
pincode te kunnen wijzigen.
Raadpleeg de procedure ๎ก๎น๎ซ๎๎ถ๎๎ป๎๎ Deblokkeren" om
tijdelijk het ๎๎ซ๎๎ถ๎๎ป๎๎ in het geval van een storing aan
het E-Lock-systeem te kunnen ๎ท๎บ๎๎ถ๎๎๎ฉ๎
Let op
De eigenaar van het ๎๎ซ๎๎ถ๎๎ป๎๎ moet de pincode
activeren (opslaan). Raadpleeg een Erkende Ducati
Dealer om de functie te laten ๎ก๎ถ๎๎ท๎๎บ๎๎๎ฉ๎ก als er al een
pincode opgeslagen is. Om deze procedure uit te
voeren, zal de Dealer of een Erkende Ducati Garage
u vragen om te bewijzen dat u de eigenaar van het
๎๎ซ๎๎ถ๎๎ป๎๎ bent.
133

PINCODE Invoeren
Open het MENU SETTING om de PINCODE te
activeren en uw persoonlijke pincode in te voeren.
Kies de aanduiding PIN met behulp van de knop (1) of
de knop (2). Druk op de knop BEVESTIGING MENU
(4) als u de functie gekozen heeft.
Bij betreding van de functie worden op het display
"N:" (new) en vier knipperende streepjes "- - - -"
weergegeven.
Code invoeren:
1) Druk op knop (4), waarna รฉรฉn cijfer met het
nummer "0" begint te knipperen;
2) Met een druk op de knop (2) neemt het cijfer met
een stap (+ 1) toe tot "9" bereikt is en zal
vervolgens weer bij "0" beginnen;
3) Met een druk op de knop (1) neemt het nummer
met een stap (- 1) af tot "1" bereikt is en zal
vervolgens weer bij "0" beginnen;
4) Bevestig het nummer met een druk op de knop
(4);
Herhaal de handelingen tot u de vier cijfers van de
PINCODE ingevoerd en bevestigd heeft.
134

4
1
2
4
21
4
4
4
Fig 62
135

Het instrumentenpaneel toont het bericht
"MEMORY" binnen een knipperend kader als u ter
bevestiging van het vierde en laatste cijfer op de
knop (4) drukt.
Sla de nieuwe keuze op door de knop (4) 2 seconden
lang ingedrukt te houden terwijl "MEMORY"
aangeduid wordt.
Als het opslaan is geslaagd, worden 2 seconden lang
het bericht "MEMORY" en het kader niet-
knipperend weergegeven. Vervolgens wordt het
bericht "EXIT" aangeduid.
Deze menupagina is niet langer beschikbaar als de
eerste PINCODE opgeslagen is. De pagina wordt in
dit geval vervangen met de pagina voor het wijzigen
van de PINCODE. Uitsluitend in het geval dat de
functie PINCODE gereset wordt (uitsluitend door de
Erkende DUCATI Garage) zal de pagina voor de
eerste invoer van de PINCODE geactiveerd worden
en weer beschikbaar zijn.
4
1
2
4
21
Fig 63
136

PIN CODE wijzigen
U moet het MENU SETTING openen als u de
bestaande pincode wilt wijzigen en een nieuwe
pincode wilt activeren.
Kies de aanduiding PIN met behulp van de knop (1) of
de knop (2). Druk op de knop BEVESTIGING MENU
(4) als u de functie gekozen Bij betreding vanheeft.
de functie worden op het display "O: " (old) en vier
knipperende streepjes "- - - -" weergegeven.
"Oude" code invoeren:
1) Druk op knop (4), waarna รฉรฉn cijfer met het
nummer "0" begint te knipperen;
2) Met een druk op de knop (2) neemt het cijfer met
een stap (+ 1) toe tot "9" bereikt is en zal
vervolgens weer bij "0" beginnen;
3) Met een druk op de knop (1) neemt het nummer
met een stap (- 1) af tot "1" bereikt is en zal
vervolgens weer bij "0" beginnen;
4) Bevestig het nummer met een druk op de knop
(4);
Herhaal de handelingen tot u de vier cijfers van de
PINCODE ingevoerd en bevestigd heeft.
137

4
1
2
4
21
4
4
4
Fig 64
138

"Nieuwe" code invoeren:
1) Druk op knop (4), waarna รฉรฉn cijfer met het
nummer "0" begint te knipperen;
2) Met een druk op de knop (2) neemt het cijfer met
een stap (+ 1) toe tot "9" bereikt is en zal
vervolgens weer bij "0" beginnen;
3) Met een druk op de knop (1) neemt het nummer
met een stap (- 1) af tot "1" bereikt is en zal
vervolgens weer bij "0" beginnen;
4) Bevestig het nummer met een druk op de knop
(4);
Herhaal de handelingen tot u de vier cijfers van de
PINCODE ingevoerd en bevestigd heeft.
140

4
1
2
4
4
12
4
4
Fig 66
141

Het instrumentenpaneel toont het bericht
"MEMORY" binnen een knipperend kader als u ter
bevestiging van het vierde en laatste cijfer op de
knop (4) drukt.
Sla de nieuwe keuze op door de knop (4) 2 seconden
lang ingedrukt te houden terwijl "MEMORY"
aangeduid wordt.
Als het opslaan is geslaagd, worden 2 seconden lang
het bericht "MEMORY" en het kader niet-
knipperend weergegeven. Vervolgens wordt het
bericht "EXIT" aangeduid.
Het instrumentenpaneel zal echter wederom de vier
streepjes "- - - -" van de new PIN weergeven als de
pincode niet goed opgeslagen is, zodat u wederom
een nieuwe pincode kunt invoeren.
4
1
2
4
21
Fig 67
142

Klokinstelling
Met deze functie kan het klokje ingesteld/geregeld
worden.
Stel de klok in door het MENU SETTING te openen,
selecteer de aanduiding CLK met de knoppen (1) en
(2) en druk ter bevestiging op de knop (4). Bij het
openen van het menu wordt de actuele tijd (bijv.: AM
10: 30) weergegeven en "AM" of "PM".knippert
Met de knoppen (1) en (2) kunnen achtereenvolgens
de berichten "AM" of "PM", de cijfers van de uren, de
cijfers van de minuten en het bericht "EXIT"
knipperend worden weergegeven.
4
1
2
1
1
1
2
2
2
1
2
Fig 68
143

De tijd instellen
Met een druk op de knoppen (1) en (2) kunt u de
cijfers van de uren selecteren (de keuze wordt
aangeduid door de knipperende weergave) en ter
bevestiging op de knop (4) drukken. De "uren" gaan
met een hogere frequentie knipperen. Met de
knoppen (1) en (2) kunt u de uren met stappen van 1
laten afnemen ("0", "11", ....."1", "0" voor AM en "12",
"11", ......"1", "12" voor PM) en de uren met stappen van
1 laten toenemen ("11", "0", "1" ....."11" voor AM en "12",
"1", ......"12" voor PM). Druk ter bevestiging op de
knop (4) als u gewenste waarde ingevoerd heeft. De
ingevoerde "uren" worden niet langer knipperend
weergegeven.
4
1
2
4
21
4
Fig 69
144

Minuten instellen
Met een druk op de knoppen (1) en (2) kunt u de
cijfers van de minuten selecteren (de keuze wordt
aangeduid door de knipperende weergave) en ter
bevestiging op de knop (4) drukken. De "minuten"
gaan met een hogere frequentie knipperen. Met de
knoppen (1) en (2) kunt u de minuten met stappen
van 1 laten afnemen ("59", "58", ....."00", "59") en de
minuten met stappen van 1 laten toenemen ("00",
"01", ....."59", "00"). Druk ter bevestiging op de knop
(4) als u gewenste waarde ingevoerd Deheeft.
ingevoerde "minuten" worden niet langer
knipperend weergegeven.
4
1
2
4
21
4
Fig 70
145

AM/PM instellen
Met een druk op de knoppen (1) en (2) kunt u de
aanduiding "AM" of "PM" selecteren (de keuze wordt
aangeduid door de knipperende weergave) en ter
bevestiging op de knop (4) drukken. Het gegeven
"day time" gaat met een hogere frequentie
knipperen. Met de knoppen (1) en (2) kunt u de
aanduiding wijzigen van "AM" naar "PM" en
omgekeerd. Druk ter bevestiging op de knop (4) als u
gewenste waarde ingevoerd De ingevoerdeheeft.
"day time" wordt niet langer knipperend
weergegeven.
Opmerkingen
Iedere keer dat u de accu loshaalt, wordt de
klok gereset en moet dus opnieuw ingesteld worden.
4
1
2
4
4
4
2
2
1
1
Fig 71
146

4
1
2
4
4
4
2 1
1
1
2 1
2
2
Fig 72
148

Lap-registratie activeren/deactiveren
Activeer /deactiveer de registratie van de rondes
door het MENU SETTING te openen, selecteer de
aanduiding LAP met de knoppen (1) en (2) en druk op
de knop (4).
Bij de betreding van de functie wordt de actueel
ingestelde staat van de functie LAP aangegeven.
Met een druk op de knoppen (1) en (2) kunt u de
gewenste nieuwe staat selecteren (de keuze wordt
aangeduid door de knipperende weergave) en ter
bevestiging op de knop (4) drukken. De ingestelde
waarde van de staat wordt bijgewerkt en de
aanduiding niet langer.๎ฆ๎ฉ๎๎ณ๎ณ๎๎ถ๎
Geef "EXIT" aan en druk op de knop (4) om het menu
te verlaten en naar de vorige weergave terug te
keren.
De waarde van de staat van de functie LAP is OFF als
de functie LAP gedeactiveerd is en is ON als de
functie geactiveerd is. Als u de aanduiding DATA
kiest, opent het instrumentenpaneel de weergave
van de opgeslagen rondes (A). U kunt de opgeslagen
rondes (B) echter wissen als u de aanduiding ERASE
๎ท๎๎ง๎๎๎บ๎๎๎ถ๎๎
Opmerkingen
Bij key-OFF wordt de staat van de functie
"LAP" opgeslagen, zodat deze bij de volgende key-
on kan worden hersteld.
150

4
1
2
4
4
2 1
1
2
1
2
1
21
2
Fig 73
151

De rondes die eerder zijn opgeslagen met de functie
"LAP-registratie" van het menu kunnen op het
display worden weergegeven.
De volgende informatie wordt weergegeven:
rondetijd, het maximum toerental (tpm) en de
maximum snelheid. Bovendien kunt u de
opgeslagen rondes wissen.
152

De opgeslagen rondes kunnen ook in het submenu
DATA worden gewist. Bij de betreding van de pagina
DATA toont het instrumentenpaneel de gegevens
over de opgeslagen rondes (zie de paragraaf
"opgeslagen rondes weergeven").
Met een druk op de knop (4) kan ERASE worden
aangegeven. U kunt de opgeslagen rondes wissen
door de knop (4) 2 seconden lang ingedrukt te
houden.
Als deze 2 seconden verstreken zijn, zal het
instrumentenpaneel op het display:
โ3 seconden lang vijf knipperende streepjes "- - -
- -" weergeven;
โ2 seconden lang โOKโ weergeven ter indicatie
dat de gegevens zijn gewist.
Het wissen is een unieke commando waarbij alle
opgeslagen rondes gewist worden.
Als alle rondes gewist zijn, ziet u dat de parameters
van de rondes "01" tot "30" geen waarde hebben "-"
(tijd = -โ - -โโ - - , tpm = - - - - - , snelheid = - - - ).
Geef "EXIT" aan en druk op de knop (4) om het menu
te verlaten en naar de vorige weergave terug te
keren.
4
1
2
4
Fig 76
156

Instelling van de meeteenheden
Met deze functie kunt u de weergegeven
meeteenheden, ongeacht de configuratie van het
"Land", wijzigen en forceren.
Open het MENU SETTING om de meeteenheden
handmatig te kunnen instellen.
Kies de aanduiding UNT met behulp van de knop (1)
of de knop (2). Druk op de knop BEVESTIGING
MENU (4) als u de functie gekozen heeft.
Bij de betreding van de functie met de knoppen (1) en
(2) kunt u de grootheid kiezen waarvoor u een nieuwe
meeteenheid wilt instellen of u de automatische
instellingen wilt herstellen:
โsnelheid (SPEED);
โtemperatuur (TEMP.);
โbrandstofverbruik (CONS.);
โherstel automatische instellingen (DEFAULT).
Geef "EXIT" aan en druk op de knop (4) om het menu
te verlaten en naar de vorige weergave terug te
keren.
157

4
1
2
21
1
1
21
2 1
2
2
Fig 77
158

โTemperatuur koelvloeistof motor en
Temperatuur buitenlucht.
162

Instelling van de meeteenheden:
Brandstofverbruik
Met deze functie kunt u de meeteenheden van het
brandstofverbruik wijzigen.
Betreed de functie door het MENU SETTING te
openen, selecteer de aanduiding UNT met de
knoppen (1) en (2) en druk op de knop (4).
Kies CONS. met behulp van de knop (1) of de knop (2).
Als de functie CONS. (C) wordt aangegeven, drukt u
op de knop BEVESTIGING MENU (4). Bij het openen
van de functie ziet u de meeteenheid die momenteel
gebruikt wordt en de lijst met mogelijke
meeteenheden: L / 100km, km / L, mpg (UK), mpg
(VS).
Met een druk op de knoppen (1) en (2) kunt u de
gewenste meeteenheid aangeven: met de knop (1)
geeft u de volgende meeteenheid aan en met de
knop (2) u de vorige meeteenheid aan.geeft
Druk ter bevestiging op de knop BEVESTIGING
MENU (4) als u de gewenste meeteenheid gekozen
heeft. Het instrumentenpaneel slaat de
meeteenheid op, de aanduiding van de
meeteenheid niet langer en automatischknippert
wordt het bericht EXIT aangegeven.
2
4
4
1
4
1
2
Fig 80
163

De gekozen meeteenheid wordt voor de volgende
grootheden door het instrumentenpaneel gebruikt:
โActueel verbruik en Gemiddeld verbruik.
164

beschreven procedure) wordt, wordt de๎๎๎ท๎บ๎๎ถ๎
koplamp tijdens het inschakelen van de motor
automatisch uitgeschakeld en weer ingeschakeld als
de motor eenmaal is.๎๎๎ท๎บ๎๎ถ๎
Richtingaanwijzers
Het instrumentenpaneel zorgt ervoor dat de
richtingaanwijzers automatisch uitgeschakeld
worden.
Nadat u รฉรฉn van de richtingaanwijzers geactiveerd
๎๎๎๎๎๎ kunt u de richtingaanwijzer met een druk op
de knop (3, Fig 82) op de stuurschakelaar links
deactiveren.
Het instrumentenpaneel automatisch๎๎๎๎๎บ๎๎๎๎๎ถ๎
de richtingaanwijzer als sinds de activering van het
commando 500 m (0,3 mijl) afgelegd is en u de
richtingaanwijzer niet handmatig reset. De afstand
die wordt gebruikt voor het automatisch
uitschakelen, zal uitsluitend bij een snelheid lager
dan 80 km/h (50 mph) gemeten worden.
Als het meten van de afstand voor het automatisch
uitschakelen wordt ๎๎๎ท๎บ๎๎ถ๎ en de snelheid de 80 km/
h (50 mph) overschrijdt, wordt de berekening
onderbroken en begint opnieuw zodra de snelheid
weer onder de drempelwaarde komt.
167
Especificaciones del producto
Marca: | Ducati |
Categorรญa: | Motor |
Modelo: | 959 Panigale Corse (2019) |
ยฟNecesitas ayuda?
Si necesitas ayuda con Ducati 959 Panigale Corse (2019) haz una pregunta a continuaciรณn y otros usuarios te responderรกn
Motor Ducati Manuales

30 Septiembre 2024

23 Septiembre 2024

22 Septiembre 2024

10 Septiembre 2024

4 Septiembre 2024

3 Septiembre 2024

1 Septiembre 2024

31 Agosto 2024

31 Agosto 2024

31 Agosto 2024
Motor Manuales
- Motor Yamaha
- Motor Aprilia
- Motor Juki
- Motor Suzuki
- Motor BMW
- Motor Mitsubishi
- Motor Husqvarna
- Motor Hyosung
- Motor Indian
- Motor Danfoss
- Motor Bajaj
- Motor Mash
- Motor Beta
- Motor Texas
- Motor Honda
- Motor KTM
- Motor Mercedes-Benz
- Motor Kawasaki
- Motor Hero
- Motor Triumph
- Motor Benelli
- Motor Victory
- Motor Reebok
- Motor Emco
- Motor Cagiva
- Motor Harley Davidson
- Motor Moto Guzzi
- Motor Piaggio
- Motor TVS
- Motor SMC
- Motor Ridley
- Motor GasGas
- Motor Sherco
- Motor Royal Enfield
- Motor Anova
- Motor Zero
- Motor Joy-it
- Motor MV Agusta
- Motor BodyCraft
- Motor Mahindra
- Motor CRRCpro
รltimos Motor Manuales

27 Octubre 2024

27 Octubre 2024

26 Octubre 2024

21 Octubre 2024

20 Octubre 2024

20 Octubre 2024

19 Octubre 2024

19 Octubre 2024

18 Octubre 2024

18 Octubre 2024